Van over het water

Zoals u wellicht hebt vernomen ga ik voor de senioren nog even door met het werk. Ook al hoop ik geen Heintje Davids te worden. (Voor hen die het niet weten: zij was een legendarische zangeres die keer op keer afscheid nam en evenzo vaak weer terug kwam.) Mijn afscheid is een beetje een uitgesteld afscheid. Op ‘Leiden Ontzet’, 3 oktober, hoop ik u allen te treffen. U hoort hier nog van. Hemelvaartsdag was ook een vorm van afscheid. De moslimgemeenschap nam afgelopen zondag afscheid van de Ramadan met het Suikerfeest. De Gedachtenisdienst vind ik altijd de meest indrukwekkende vorm van afscheid in de liturgie. Bram Vermeulen schreef ooit: ‘Dood ben je pas als je mij bent vergeten’. En wie kent niet de door Han Kooreneef geschreven tekst: ‘Afscheid nemen bestaat niet. Je bent wel
weg, maar verlaat mij niet’. Bij afscheid denken we vaak als eerste aan het ultieme afscheid: de dood. We zien het vaak in ons leven, maar ook een trivialer afscheid bestaat er in grote hoeveelheden. Afscheid van je melktandjes, van je school- en studietijd, van je geliefde, van de lenigheid van je lijf en van je werk…
Binnenkort begint het tv-programma Hello Goodbye weer. Daarin kunnen we kennis nemen van de verschillende manieren waarop mensen afscheid nemen van hun geliefden, die voor
kortere of langere tijd op reis gaan. In het ‘nieuwe normaal’ zullen we afscheid moeten nemen van dingen uit het ‘oude normaal’. Wat volgens mij moet blijven zijn de zorgvuldig gestreamde kerkdiensten. Mijn ervaring op het dorp, dus binnen én buiten de kerk, is dat er nogal wat mensen zijn die de vieringen vanuit ook de Ontmoetingskerk volgen via RTV Stichtse Vecht of Kerkdienst Gemist. Met name ook mensen die dat voorheen niet deden.
Ik weet dat vooral via spontane ontmoetingen, messenger, mijn mailbox en de telefoon. Laat die uitzendingen maar een blijvertje zijn in onze ander-halve-meter-samenleving. Trouwens als allen die luisteren en kijken de kerk daadwerkelijk zouden gaan bezoeken, zouden ze er niet in kunnen in onze ander-halve-meter-kerk voor nu dertig en straks maximaal honderd
kerkgangers. We kunnen deze uitzendingen niet meer missen in ons ‘nieuwe normaal’.
Overigens was het afscheid van Jezus van korte duur. Hij maakte zijn belofte waar: ‘Ik zal jullie niet als wezen achterlaten’ (Johannes 14, 18). Met Pinksteren schonk Hij ons allen het Nieuwe Normaal.
ds. Piet Vellekoop

april 2020 (slot)

Het blijft bijzonder om waar te nemen hoe allerlei organisaties wedijveren om goed te doen en om de beste te zijn; zo lijkt het wel. Ook de kerkelijke gemeenschappen laten zich op alle niveaus, landelijk, regionaal en plaatselijk, gelukkig niet onbetuigd. Een ramp is bij uitstek een gebeurtenis waarbij de diaconale kant van de kerken naar voren kan komen. Met heel veel plezier zie ik dan ook hoe jong en oud in de weer zijn om het de ánder naar de zin te maken in deze onzinnige en bizarre tijd. Men steunt massaal bekenden en niet minder ook onbekenden.
Dat is tegelijk het tweede wat opvalt: ik heb met mensen in de straat gesproken die ik nog nooit had gesproken. Kinderen komen vragen of die oude meneer met dat grijze haar nog hulp nodig heeft. Nog niet. Maar ik kan u verzekeren dat ik met heel wat meer plezier naar mijn emeritaat en oude dag uitkijk in deze straat na deze ervaring. Het is ook een beetje het beeld dat ik overal hoor: naastenliefde. Naast opruim-, schoonmaak- en kluswoede, en naast veel meer wandelende en fietsende mensen, maak ik vooral liefdadigheid mee. Sterker: ik ben er zelf een onderdeel van geworden. Want ondanks het feit dat ik zelf vele mensen bel om afscheid te nemen, helaas het gaat niet anders, vraag ik ook altijd of men het kan redden. Welnu, ik ben diep onder de indruk van burenhulp en naastenliefde. We leven wat dat betreft in gouden tijden. De gepensioneerden gaan een geweldige toekomst tegemoet. Ik kan bijna niet wachten: ‘De glorie van de ouden is de grijsheid!’ (Spreuken 20: 29). Het ga u allen wél, zéér wél!
ds. Piet Vellekoop

Van over het water (slot)

Het blijft bijzonder om waar te nemen hoe allerlei organisaties wedijveren om goed te doen en om de beste te zijn; zo lijkt het wel. Ook de kerkelijke gemeenschappen laten zich op alle niveaus, landelijk, regionaal en plaatselijk, gelukkig niet onbetuigd.

Een ramp is bij uitstek een gebeurtenis waarbij de diaconale kant van de kerken naar voren kan komen. Met heel veel plezier zie ik dan ook hoe jong en oud in de weer zijn om het de ánder naar de zin te maken in deze onzinnige en bizarre tijd. Men steunt massaal bekenden en niet minder ook onbekenden.

Dat is tegelijk het tweede wat opvalt: ik heb met mensen in de straat gesproken die ik nog nooit had gesproken. Kinderen komen vragen of die oude meneer met dat grijze haar nog hulp nodig heeft. Nog niet. Maar ik kan u verzekeren dat ik met heel wat meer plezier naar mijn emeritaat en oude dag uitkijk in deze straat na deze ervaring. Het is ook een beetje het beeld dat ik overal hoor: naastenliefde.

Naast opruim-, schoonmaak- en kluswoede, en naast veel meer wandelende en fietsende mensen, maak ik vooral liefdadigheid mee. Sterker: ik ben er zelf een onderdeel van geworden. Want ondanks het feit dat ik zelf vele mensen bel om afscheid te nemen, helaas het gaat niet anders, vraag ik ook altijd of men het kan redden. Welnu, ik ben diep onder de indruk van burenhulp en naastenliefde. We leven wat dat betreft in gouden tijden. De gepensioneerden gaan een geweldige toekomst tegemoet. Ik kan bijna niet wachten: ‘De glorie van de ouden is de grijsheid!’ (Spreuken 20: 29). Het ga u allen wél, zéér wél!

ds. Piet Vellekoop

maart 2020


Pasen beleef ik als bij uitstek het feest van de kerk. Op Goede Vrijdag leek alles volkomen hopeloos. Was alles wat Jezus over God had verteld hiermee ook afgelopen? Laat God het zomaar gebeuren dat een mens die zó door Hem bezield is, op een gruwelijke wijze sterft? Betekent God wel wat in ons bestaan, of wordt hij teniet gedaan door allerlei ervaringen van onrecht, ziekte, angst, teleurstelling, etc.

Blijf niet staren op wat vroeger was.
Sta niet stil in het verleden.
Ik, zegt Hij, ga iets nieuws beginnen –
het is al begonnen, merk je het niet?

Huub Oosterhuis schreef bovenstaande regels, in ons Nieuwe Liedboek opgenomen als nummer 809, n.a.v. Jesaja 49: 18-19. Daarin belooft God aan Israël de terugkeer uit de ballingschap: de nakomelingen zullen in groten getale het land weer bewonen. Maar de ervaring is het tegenovergestelde: het land ligt in puin, de steden zijn verwoest, de akkers vernield. Gods woord klinkt in een uitzichtloze situatie. Dat woord is niet alleen een belofte voor straks, maar ook al realiteit nu. Hetzelfde geldt voor Pasen. Het is een werkelijkheid in onze wereld. Iets wat komt èn iets wat er al is. Hoewel onze ervaring van het dagelijks leven kan bestaan uit duisternis, gevangen zijn, onmacht, etc., is er òòk licht, bevrijding, kracht en inzicht. Er is dus een werkelijkheid die verder reikt, die dieper gaat, die sterker is, die meer wáár is dan de dood. Het gaat erom of wij vanuit die werkelijkheid durven leven. Je niet fixeren op het kruis, het kwade wat jou is aangedaan of overkomen, op de woede, teleurstelling, het verdriet wat daarbij hoort, maar het nieuwe begin een kans geven. Opstaan uit angst, machteloosheid, verdriet en ontdekken dat er kracht door je heen stroomt, dat je op je benen kunt staan, dat je kunt lopen. ‘Sta op en wandel!’ Durven we dát? Willen we dát?



Van over het water (70)

Van over het water
Pasen beleef ik als bij uitstek het feest van de kerk. Op Goede Vrijdag leek alles volkomen hopeloos. Was alles wat Jezus over God had verteld hiermee ook afgelopen? Laat God het zomaar gebeuren dat een mens die zó door Hem bezield is, op een gruwelijke wijze sterft? Betekent God wel wat in ons bestaan, of wordt hij teniet gedaan door allerlei ervaringen van onrecht, ziekte, angst, teleurstelling, etc.

Blijf niet staren op wat vroeger was.
Sta niet stil in het verleden.
Ik, zegt Hij, ga iets nieuws beginnen –
het is al begonnen, merk je het niet?

Huub Oosterhuis schreef bovenstaande regels, in ons Nieuwe Liedboek opgenomen als nummer 809, n.a.v. Jesaja 49: 18-19. Daarin belooft God aan Israël de terugkeer uit de ballingschap: de nakomelingen zullen in groten getale het land weer bewonen. Maar de ervaring is het tegenovergestelde: het land ligt in puin, de steden zijn verwoest, de akkers vernield. Gods woord klinkt in een uitzichtloze situatie. Dat woord is niet alleen een belofte voor straks, maar ook al realiteit nu. Hetzelfde geldt voor Pasen. Het is een werkelijkheid in onze wereld. Iets wat komt èn iets wat er al is. Hoewel onze ervaring van het dagelijks leven kan bestaan uit duisternis, gevangen zijn, onmacht, etc., is er òòk licht, bevrijding, kracht en inzicht. Er is dus een werkelijkheid die verder reikt, die dieper gaat, die sterker is, die meer wáár is dan de dood. Het gaat erom of wij vanuit die werkelijkheid durven leven. Je niet fixeren op het kruis, het kwade wat jou is aangedaan of overkomen, op de woede, teleurstelling, het verdriet wat daarbij hoort, maar het nieuwe begin een kans geven. Opstaan uit angst, machteloosheid, verdriet en ontdekken dat er kracht door je heen stroomt, dat je op je benen kunt staan, dat je kunt lopen. ‘Sta op en wandel!’ Durven we dát? Willen we dát?

februari 2020

‘Nog even dan hebt u álle tijd!’ Nog nooit heb ik zo vaak nagedacht over tijd als tegenwoordig. Dan is wat het vaste werk betreft, om het met het grafschrift van J.C. Bloem te zeggen: “Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij…”

Over de beleving van tijd is nogal geschreven in de Bijbel. Prediker 3 vertelt ons dat alles zijn tijd heeft en Psalm 31 dicht dat onze tijden in de hand van God zijn.

Maar wat opvallend is dat het in het Evangelie geen rol schijnt te spelen. Zo lees ik nergens dat Jezus haast had. Dat is toch een veelzeggende gedachte. Hij heeft zich nooit laten opjagen door de klok of door mensen. Zelfs niet toen Hij hoorde dat zijn goede vriend Lazarus was gestorven.

Het is bijzonder dat Hij, ondanks dat Hij nooit haast heeft gekend, eindeloos veel heeft gedaan in korte tijd. Elke bladzijde van het Evangelie staat vol activiteiten van Jezus. Volgens mij kan dat alleen maar vertaald worden was: Hij was meer een mens van de Liefde dan een man van de tijd.
Dikwijls denk ik dat een dergelijke geloofshouding bijzonder helpend en helend kan zijn in onze drukke wereld. Natuurlijk moet er gewerkt worden en soms ook hard. Maar zou al dat werk niet wat beter gaan wanneer je het meer doet vanuit de Liefde die je in het Evangelie kunt vinden? Dat het op die manier veel vruchtbaarder is dan dat je jaagt op bepaalde ervaringen die je in de tijd kunt hebben? Toch maar eens proberen. Nog even, dan heb ik daar toch alle tijd voor.
ds. Piet Vellekoop

Van over het water (69)

‘Nog even dan hebt u álle tijd!’ Nog nooit heb ik zo vaak nagedacht over tijd als tegenwoordig. Dan is wat het vaste werk betreft, om het met het grafschrift van J.C. Bloem te zeggen: “Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij…”

Over de beleving van tijd is nogal geschreven in de Bijbel. Prediker 3 vertelt ons dat alles zijn tijd heeft en Psalm 31 dicht dat onze tijden in de hand van God zijn.

Maar wat opvallend is dat het in het Evangelie geen rol schijnt te spelen. Zo lees ik nergens dat Jezus haast had. Dat is toch een veelzeggende gedachte. Hij heeft zich nooit laten opjagen door de klok of door mensen. Zelfs niet toen Hij hoorde dat zijn goede vriend Lazarus was gestorven.

Het is bijzonder dat Hij, ondanks dat Hij nooit haast heeft gekend, eindeloos veel heeft gedaan in korte tijd. Elke bladzijde van het Evangelie staat vol activiteiten van Jezus. Volgens mij kan dat alleen maar vertaald worden was: Hij was meer een mens van de Liefde dan een man van de tijd.
Dikwijls denk ik dat een dergelijke geloofshouding bijzonder helpend en helend kan zijn in onze drukke wereld. Natuurlijk moet er gewerkt worden en soms ook hard. Maar zou al dat werk niet wat beter gaan wanneer je het meer doet vanuit de Liefde die je in het Evangelie kunt vinden? Dat het op die manier veel vruchtbaarder is dan dat je jaagt op bepaalde ervaringen die je in de tijd kunt hebben? Toch maar eens proberen. Nog even, dan heb ik daar toch alle tijd voor.
ds. Piet Vellekoop

januari 2020

Blij was ik met de volle vieringen in de Kerstnacht in Tienhoven en op de Kerstmorgen in Maarssen. In tegenstelling tot andere vieringen is het plotseling heel erg druk in de kerk. Heerlijk!
Tegelijk flitst het door mij heen hoe al die mensen, toch ergens op zoek naar iets, op een goede manier (weer) geënt kunnen worden op deze unieke bron van de Kerstnacht. Wat zijn het voor momenten dat je terug verlangt naar je bron?
Vaak is dat wanneer er iets te vieren valt of iets te verliezen is. Met name bij dat laatste word je bijna gedwongen om te zoeken naar een basis waarop je kunt staan. Of hoe je een stap kunt zetten in de goede richting. Of zoeken naar een bron die het leven weer zin en inhoudt geeft. Soms graaft het niet zo diep bij feestvreugde; als in de Kerstnacht. Maar wanneer er iets verloren is zoeken mensen soms weer naar een (nieuw) ijkpunt.
Het is vaak afhankelijk van de persoonlijkheid waar die bron wordt gevonden. Er zijn meerdere bronnen. Misschien is hij in jezelf te vinden. In je eigen wil om door te gaan, om door te leven. Je wilt je leven niet zomaar verloren laten gaan, tussen je vingers door laten glippen. Soms wordt de bron gevonden bij anderen die een eindje meelopen. Iemand die krachten en mogelijkheden in je wakker roept, die je nog niet had ontdekt.
Tijdens het Kerstfeest heb ik vaak gedacht dat de mensen de bron wellicht toch weer bij de God van de Kerstnacht zoeken: het Christuskind. Het verhaal van een God die mensen niet verlaat, ook al heeft het er soms alle schijn van. Misschien kan zowel de geboorte van Christus in zoiets laags als een stal, maar niet minder ook de aan-/afwezigheid van zijn Vader bij zijn lijden en sterven daarbij een ‘eye-opener’ zijn. Maar je moet, geholpen door wie of wat dan ook, het allemaal wel zelf willen. En dat kan dan na de Kerstnacht of Kerstmorgen soms een taai en moeizaam proces zijn. Terug naar de bron en drinken, om van daaruit weer op weg te gaan. Zelfs als die bron een stal is.

ds. Piet Vellekoop

Van over het water

Van over het water (68)

Blij was ik met de volle vieringen in de Kerstnacht in Tienhoven en op de Kerstmorgen in Maarssen. In tegenstelling tot andere vieringen is het plotseling heel erg druk in de kerk. Heerlijk!
Tegelijk flitst het door mij heen hoe al die mensen, toch ergens op zoek naar iets, op een goede manier (weer) geënt kunnen worden op deze unieke bron van de Kerstnacht. Wat zijn het voor momenten dat je terug verlangt naar je bron?
Vaak is dat wanneer er iets te vieren valt of iets te verliezen is. Met name bij dat laatste word je bijna gedwongen om te zoeken naar een basis waarop je kunt staan. Of hoe je een stap kunt zetten in de goede richting. Of zoeken naar een bron die het leven weer zin en inhoudt geeft. Soms graaft het niet zo diep bij feestvreugde; als in de Kerstnacht. Maar wanneer er iets verloren is zoeken mensen soms weer naar een (nieuw) ijkpunt.
Het is vaak afhankelijk van de persoonlijkheid waar die bron wordt gevonden. Er zijn meerdere bronnen. Misschien is hij in jezelf te vinden. In je eigen wil om door te gaan, om door te leven. Je wilt je leven niet zomaar verloren laten gaan, tussen je vingers door laten glippen. Soms wordt de bron gevonden bij anderen die een eindje meelopen. Iemand die krachten en mogelijkheden in je wakker roept, die je nog niet had ontdekt.
Tijdens het Kerstfeest heb ik vaak gedacht dat de mensen de bron wellicht toch weer bij de God van de Kerstnacht zoeken: het Christuskind. Het verhaal van een God die mensen niet verlaat, ook al heeft het er soms alle schijn van. Misschien kan zowel de geboorte van Christus in zoiets laags als een stal, maar niet minder ook de aan-/afwezigheid van zijn Vader bij zijn lijden en sterven daarbij een ‘eye-opener’ zijn. Maar je moet, geholpen door wie of wat dan ook, het allemaal wel zelf willen. En dat kan dan na de Kerstnacht of Kerstmorgen soms een taai en moeizaam proces zijn. Terug naar de bron en drinken, om van daaruit weer op weg te gaan. Zelfs als die bron een stal is.

ds. Piet Vellekoop

december 2019

 

Misschien ben ik ook zelf wel gevoeliger geworden voor het onderwerp, maar voor mijn gevoel is er nog nooit zoveel over eenzaamheid gesproken en gepubliceerd als het afgelopen jaar. Zelf geloof ik dat gevoelens van eenzaamheid onlosmakelijk bij het leven horen. Toch zullen mensen niet snel over hun eenzaamheid spreken. Ook al lukt dat beter dan veertig jaar geleden, toen ik als leerviciaris mijn eerste stappen op het pad van het ambt zette. Maar toch is het voor velen nog een taboe. Met name ook voor jongeren; als ik de literatuur mag geloven. Daar zit toch iets wonderlijks in. Mensen hebben tegenwoordig veel contacten via de sociale media en toch geeft maar liefst een miljoen mensen aan in Nederland zich soms of structureel eenzaam te voelen.
Maar wat ìs eenzaamheid? Het antwoord zal divers zijn. Maar in de kern is het denk ik een negatieve situatie gekenmerkt door gemis en teleurstelling. Het is een persoonlijke ervaring en waardering van je eigen situatie. Volgens mij zit het hem vooral in de kwaliteit van de relaties die we hebben. Mensen met heel veel contacten kunnen zich daarom eenzaam voelen. Soms vraag ik mensen weleens naar hun welbevinden. Soms krijg je dan heel verrassende antwoorden.
Een niet meer zo gezonde mevrouw antwoordde verrassend op mijn vraag hoe het met haar ging: ‘Niet mijn gezondheid is het belangrijkste (dat zegt bijna iedereen), maar mijn goede relaties met mensen tellen het meeste! Samen het verdriet delen is één van de rijkste ervaringen die ik mag meemaken.’
Misschien ligt de zin van het leven wel in het delen van de diepste gevoelens met anderen. Maar dat vraagt dan wel een openheid als van, de door zowel God als mensen niet begrepen, Job. Trouwens, ook Maria, de moeder van Jezus kende momenten van grote eenzaamheid.

ds. Piet Vellekoop