Leeshulp week 40

Op deze pagina zal iedere leesweek een leeshulp worden geplaatst. Een team van theologen uit verschillende kerken zal daarin gedachten meegeven die je kunnen helpen bij je leestocht.

Leeshulp – week 40               13 – 19 december 2015  

De finale leeshulp, week 40: “Ontferm u over wie twijfelen” (Judas 22)

De tweede brief van Johannes
Volgens vers 1 is deze brief bedoeld voor ‘de uitverkoren vrouw en haar kinderen’. Hiermee is hoogstwaarschijnlijk een gemeente en de leden ervan mee bedoeld. Opmerkelijk is dat de schrijver zich hier ‘de oudste’ noemt. Alle drie de brieven van Johannes zijn geschreven om het gemeenteleven van de prille gemeentes van die tijd op te bouwen. Er is geen zekerheid of de Johannes van de brieven dezelfde auteur is als die van het evangelie. Waarschijnlijk is het zelfs zo dat de brieven onderling ook niet van dezelfde schrijver zijn.

De derde brief van Johannes
Ook in dit briefje noemt de schrijver zich de ‘oudste’. Het is bestemd voor Gajus, die volgens vers 4 blijkbaar een leerling van Johannes is geweest. Het is daarmee een veel persoonlijker brief geworden dan De tweede brief van Johannes. De inhoud lijkt duidelijk een reactie te zijn op eerder door Johannes ontvangen mededelingen.

De brief van Judas
Dir briefje keert zich tegen een dwaalleer die zich er op voor laat staan de geest te hebben (vers 8, 16 en 19), maar die een levensopvatting heeft die de christelijke vrijheid juist verlaagt (7-8 en 10-18). Het briefje is een oproep om het geloof dat eenmaal is overgeleverd niet los te laten. Bijzonder is nog dat de schrijver de broer van Jezus geweest zou kunnen zijn.

Openbaring van Johannes
Het laatste bijbelboek van het Nieuwe Testament behoort wat stijl ven vormgeving betreft tot de zogenaamde apokalyptische (onthullende) literatuur. Het werd dan ook wel kortweg ‘Apokalyps’ genoemd. Deze literatuur is bij de Joden ontstaan in de tweede eeuw vóór Christus.
    De apokalyptische literatuur bedient zich dus van een geheimtaal, een code, waarin een boodschap meegedeeld wordt aan de ingewijden. Vandaar de rijkdom aan beelden en symbolen uit oosterse godsdiensten en culturen èn het gebruik van beeldspraak, die verband houdt met de sterrenhemel. In het Oude Testament behoort o.a. een gedeelte van het boek Daniël tot dit genre.
De apostel Johannes heeft van deze code gebruik gemaakt om vanuit zijn ballingschap op het eiland Patmos, de christenen in Klein-Azië te troosten en te bemoedigen. Met name tijdens de hevige vervolgingen die onder keizer Domitianus plaatsvonden. De boodschap is, dat Christus heeft overwonnen en alle grote wereldmachten ten spijt, de eindoverwinning aan hem en zijn volgelingen is. Het ‘heden’ van die tijd wordt in het perspectief gezet van de komende grote dingen: de nieuwe hemel en de nieuwe aarde (hoofdstuk 21: 1-8).

Toch is het niet de enige stijl waarin dit boek is geschreven. Twee andere belangrijke stijlkenmerken, die je al bent tegengekomen, zijn de profetie (bijv. als bij Jeremia in het OT) en de briefvorm (bijv. de brieven van Paulus in het NT).
De profeten getuigen van de grote daden van God en laten zien hoe die door menselijke inschakeling inslaan in onze wereld, en ons zijn en handelen bepalen. Wij denken vaak dat dit angstwekkend is en het leven ontwricht. Niets daarvan is waar. Het is juist geschreven om het verlangen op te wekken en het leven opnieuw te ordenen. (In de Nederlandse literatuur zie je vaak het omgekeerde. Zo zie je bijv. in een roman van Hubert Lampo, ‘De komst van Joachim Stiller’, dat het leven van de hoofdpersoon door de aangekondigde komst van een grote onbekende ontwricht wordt.)
Wat betreft de brieven in de Apokalyps is het toch belangrijk om vast te houden dat deze niet aan ons gericht zijn. Om te ontdekken wat ze ons nog wel te vertellen hebben, moeten we de context van de ontvangers in Klein-Azië kennen. (Dat is een leerhuis op zich.)
De indeling van het boek is globaal:
Hfdstk 1:             Roepingsvisioen.
Hfdstk 2-3:          Zeven brieven aan de kerk van Klein-Azië.
Hfdstk 4-22: 5:    Een serie visioenen, die in een rijke symbolische taal de evangelische boodschap brengen van Christus’ overwinning.
Hfdstk 22: 6-22:  Slot.

Wanneer men de sleutel tot het verstaan van de apokalyptische taal en stijl niet kent, lijkt de inhoud wartaal. Met geen enkel bijbelboek is daarom ook zoveel gesold als met dit laatste nieuwtestamentische boek.
Iemand als Hal Lindsey heeft met zijn bestsellers, waarvan de bekendste is: ‘De planeet die aarde heette’, duidelijk gemaakt welke gevaarlijke onzin je op grond van de Bijbel allemaal kunt beweren. De kernfout die hij maakt is dat hij niet begrijpt met wat voor soort literatuur hij te maken heeft. Zijn gebrek aan fundamentele kennis heeft de mensen de meest gekke dingen doen geloven. (De tienkoppige draak is volgens hem de Europese Gemeenschap.)
Als ik van mijn moeder zeg dat ze een engel is, wat ze in werkelijkheid ook is!, begrijpt iedereen wat ik bedoel. Tegelijk weet iedereen dat mijn moeder echt geen vleugeltjes op haar rug heeft. Nog een voorbeeld: als ik iemand vertel dat ik over een zebra naar de overkant van de straat loop, weet iedereen wat ik doe. Toch begrijpt waarschijnlijk een ieder onmiddellijk dat ik niet over een dood dier naar de overkant ga. Dergelijke beelden noemen we metaforen. Dat is overdrachtelijke taal.
Het ‘probleem’ van de Openbaring van Johannes is dat er niet alleen in metaforen wordt gesproken, maar dat er zelfs metaforen in metaforen zitten. Dat maakt het boek voor sommigen ondoorgrondelijk en onleesbaar. Daarom tot besluit nog een leestip, met de zes belangrijkste gedeeltes, die wellicht kunnen helpen.
Want het is mogelijk dat je vastloopt bij het lezen van dit bijbelboek. Dat is geen schande als je beseft dat de grote specialist m.b.t. dit bijbelboek, Klaus Koch, eens in een diepe verzuchting uitte: ‘Radeloos van de Apokalyptiek!’ te zijn, wat ook de titel van zijn boek is.
De zes belangrijkste kerngedeeltes uit het boek:
Hfdstk 7: 9-17:           De schare die niemand tellen kan.
Hfdstk 12-14:             De draak en het beest.
Hfdstk 17: 1–19: 10:   De val van Babylon.
Hfdstk 20: 1-6:           Het duizendjarige rijk.
Hfdstk 21: 1-8:           De nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
Hfdstk 21: 9-22: 5:     Het nieuwe Jeruzalem.

Ds. Piet Vellekoop, predikant PKN Ontmoetingskerk (Dorpskerk/Open Hof) te Maarssen.

Leeshulp week 39

Op deze pagina zal iedere leesweek een leeshulp worden geplaatst. Een team van theologen uit verschillende kerken zal daarin gedachten meegeven die je kunnen helpen bij je leestocht.

Leeshulp – week 39               06 – 12 december 2015  

Titus t/m 1 Johannes

Maar liefst zeven verschillende boekjes staan er in de op een na laatste week op het rooster. Het is ondoenlijk om aan alle zeven recht te doen. Daarom een paar inleidende opmerkingen.

Titus
Samen met 1 en 2 Timoteüs vormt Titus de zogenaamde Pastorale brieven. Ze worden toegeschreven aan Paulus (Titus 1:1) om de brieven extra gezag te geven. Zij zijn echter aan het einde van de eerste eeuw van de gebruikelijke jaartelling geschreven. Dit blijkt uit de ontwikkeling van christelijke gemeenten. In de brief worden de concrete adviezen gegeven voor het gedrag van mensen.

Filemon
Paulus schrijft een korte brief: 25 verzen. Het is geen privébrief die per ongeluk in de canon van de Bijbel terecht is gekomen. Paulus schrijf met het algemene gezag van een apostel. Van belang is de visie van Paulus op het verschijnsel slavernij. Dit in de oudheid normale gebruik wordt niet ter discussie gesteld. Paulus bepleit een menselijke houding ten opzichte van slaven.

Hebreeën
De brief aan de Hebreeën is wel betiteld als de meest raadachtige van alle geschriften van het Nieuwe Testament.’ (Rob van Houwelingen in ‘De Bijbel theologisch’). Raadselachtig omdat de auteur ontbreekt, de auteur een goede band heeft met zijn lezers, en eindigt als een brief. Wie de geadresseerden zijn, is en blijft onbekend.
Theologisch is de brief van grote waarde: de komst van Jezus is het begin van een nieuw tijdperk. Hierdoor kan de geschonden relatie tussen God en mensen hersteld worden.  Een gedachte is dat de brief een uitgeschreven preek is. De boodschap van de preek is stand te houden in de kracht van het geloof als alle zekerheden wegvallen. Het thema is jezus Christus de hogepriester, hij is de vervulling van wet en profeten.

Jakobus, I Petrus en 2 Petrus
De brieven van Jakobus, Petrus en Judas behoren met de drie brieven van Johannes tot de zeven katholieke brieven, wat wil zeggen, brieven met een universele reikwijdte. Verondersteld wordt dat deze brieven toegevoegd zijn aan de canon als ander geluid tegen de brieven van Paulus. Het boek Handelingen is de verhalende toevoeging waarmee recht gedaan is aan de wortels van het christendom in de geschiedenis en traditie van Israël.
De brieven zijn toegeschreven aan historische figuren: Jakobus en Petrus. Het is omstreden of Jezus’ discipelen inderdaad de auteurs zijn.

Jakobus richt zijn brief tot christenen buiten Israël die in sociaal en religieus opzicht in moeilijke omstandigheden verkeren. Hij focust op sociale gerechtigheid; discriminatie van weduwe, wees en arme stelt hij aan de kaak. Jakobus doet denken aan de traditie van de oudtestamentische profeten. Jakobus heeft over Jezus en de Geest vrijwel niets te melden. Een reden waarom de brief stevig bekritiseerd is in het verleden.

Petrus richt zich in de eerste brief tot de christenen in Klein-Azie, spreekt hen moed in en verzekert hen dat de kracht en genade van God hen zal beschermen. Petrus legt een stevig christologisch accent: het lijden van Christus, zelf een rechtvaardige, voor de zonden van de onrechtvaardigen, staat centraal. Met voorbeeld van de lijdende Christus zullen deze gelovigen hun eigen lijden kunnen verdragen.

De tweede brief van Petrus moet in nauw verband met de brief van Judas gelezen worden. Men neemt namelijk algemeen aan dat de Judasbrief de basis voor de 2e Petrusbrief is geweest. De brief geeft een stevig pleidooi voor de eenheid binnen de christelijke gemeenten. Er wordt een ethisch appel gedaan om onberispelijk te leven. De verwachting van de spoedige wederkomst van Jezus Christus (parousia) is tanende, en dat is problematisch in deze brief. De dag van de wederkomst en het oordeel zal zeker komen. De gelovigen mogen daar vol vertrouwen naar uitzien.

I Johannes
Het evangelie naar Johannes en de drie brieven van Johannes hebben overeenkomsten qua stijl, taal en theologie. Het zou kunnen dat dezelfde auteur aan het werk is geweest. Aanleiding om I Johannes te schrijven was de afscheiding van een groep gelovigen die een, in de ogen van de schrijver, verkeerde visie op Jezus hebben. De problematiek wordt in deze brief, eerder een betoog, uiteen gezet. Het conflict is een onderling probleem waarin volop aandacht is voor het mens-zijn van Jezus.

Meer lezen:
De Bijbel theologisch. Hoofdlijnen en thema’s. Klaas Spronk en Archibald van Wieringen (red.) Meinema, 2011.
Zie: www.tinyurl.com/deBijbeltheologisch

Leeshulp week 38

Op deze pagina zal iedere leesweek een leeshulp worden geplaatst. Een team van theologen uit verschillende kerken zal daarin gedachten meegeven die je kunnen helpen bij je leestocht.

Leeshulp – week 38              29 november – 05 december 2015  

Galaten, Efeziërs, Filippenzen, Kolossenzen, 1 Tessalonicenzen, 2 Tessalonicenzen, 1 Timoteüs en 2 Timoteüs.

De brief aan de Galaten
Paulus probeert de gemeenten in Galatië te overtuigen van zijn goede werken en woorden. Hij vertelt wie hij is en wat hij allemaal gedaan heeft en nog steeds doet om hun vertrouwen weer te winnen, lijkt het. Vervolgens een heel relaas over de wet en hoe rechtvaardig te worden. Volgens Paulus is er geen wet nodig om rechtvaardig te worden. Enkel en alleen door geloof in Jezus Christus is het mogelijk om rechtvaardig te worden. In hoeverre klopt dat, want later in deze brief maakt hij zeer duidelijk dat we bepaalde dingen wel moeten laten, ons daar niet aan over moeten geven, om deel te hebben aan het koninkrijk van God. Het lijkt alsof Paulus zichzelf enigszins tegenspreekt. Hij spreekt de gemeenten zeer streng toe over hun gebrek aan vertrouwen. Ze moeten niet langer strikt leven volgens de wet, maar vertrouwen op God, zich laten leiden door de Geest. Die vrijheid is ons mensen gegeven en daar mogen we ook gebruik van maken, zegt Paulus. Niet langer hoeven we ons te onderwerpen aan de wet, maar dan moeten we wel leven volgens de vruchten van de geest.

De brief aan de Efeziërs
Of deze brief echt bedoeld was voor de gemeente in Efeze is de vraag. Het is een vrij algemene brief, die wellicht aan meerdere gemeenten is doorgestuurd. Het gaat in deze brief met name over de kerk als het lichaam van Christus. Paulus (of degene die in zijn naam geschreven heeft) is bezorgd over de eenheid in de kerk. Daarom een brief om de gemeente(n) te herinneren aan de verbondenheid met Christus en de eenheid als Gods volk. Door Gods genade en ons geloof in Christus zijn wij gered en niet door onze daden, maakt Paulus wederom duidelijk. Een oproep tot geloof en eenheid in Jezus Christus. Daarbij toch een hoop regels, geboden en verboden.

De brief aan de Filippenzen
Een brief van Paulus aan de gemeente in Filippi. Hij schrijft deze brief vanuit gevangenschap en probeert het contact met de gemeente te onderhouden. De gemeente wordt aangespoord om door te  gaan op de weg van Christus, om vol te houden. Bovendien worden ze gewaarschuwd voor eventuele gevaren, verleidingen, die op hun pad zouden kunnen komen. Hij wil hen bemoedigen en op die manier wellicht ook zichzelf bemoedigen om door te gaan en de strijd in naam van Christus niet op te geven en door te gaan met het verkondigen van het evangelie.

De brief aan de Kolossenzen
Het is niet zeker of Paulus deze brief zelf geschreven heeft. Wellicht door een leerling die zijn brief meer gezag wilde geven door hem aan Paulus toe te schrijven. Het zou ook zo kunnen zijn dat Paulus’ gedachtengoed is veranderd in de loop van de tijd. Het valt op dat deze brief veel minder theologisch is. We horen vooral leefregels voor de omgang met elkaar.

De eerste en tweede brief aan de Tessalonicenzen
De eerste brief aan de Tessalonicenzen is het oudste document in het Nieuwe Testament. Een warme en vriendelijke brief van Paulus, waarin hij probeert zijn goede bedoelingen te benadrukken en antwoord geeft op een vraag uit de gemeente over het lot van de overledenen. Verder is deze brief met name bedoeld ter bemoediging.
Evenals de tweede brief, waarin Paulus met name in gaat op de komst van Christus en hoe te leven tot die tijd. Te leven volgens de traditie en het dagelijks werk niet te verwaarlozen. Een korte brief met aanbevelingen.

De eerste en tweede brief aan Timoteüs
Timoteüs was een leerling of een medewerker van Paulus, zoals we al konden lezen in de eerdere brieven. Ook van deze brieven is niet met zekerheid te zeggen of ze van de hand van Paulus zelf zijn. In deze brieven komen met name pastorale thema’s aan bod. In de eerste brief aan Timoteüs gaat het over het reilen en zeilen in een christelijke gemeente en het gedrag van de ambtsdragers. Ook de positie van de vrouw komt aan bod. Wederom niet erg vrouwvriendelijk.
De tweede brief zou gezien kunnen worden als een afscheidsbrief van Paulus. Hij zit gevangen en ziet zijn einde naderen. Hij drukt Timoteüs nog enkele dingen op het hart en herinnert hem aan zijn taak: het verkondigen van de blijde boodschap in deze donkere wereld.

Veel leesplezier!

Ds. Chantal Schaap,
Predikant van de Nederlandse Protestantse gemeente in Parijs

Leeshulp week 37

Op deze pagina zal iedere leesweek een leeshulp worden geplaatst. Een team van theologen uit verschillende kerken zal daarin gedachten meegeven die je kunnen helpen bij je leestocht.

Leeshulp – week 37               22 – 28 november 2015  

Romeinen 14-16, 1 Korintiërs en 2 Korintiërs

Romeinen 14-16
De apostel Paulus schrijft aan de gemeente in Rome. Paulus is van plan om tijdens zijn reis naar Spanje ook Rome aan te doen. Daar wil hij de gemeente in Rome van op de hoogte brengen. Tevens geeft hij aan te hopen op financiële bijstand om daarna zijn reizen te vervolgen.
Nu hij toch een brief schrijft, maakt hij van de gelegenheid gebruik om een aantal belangrijke thema’s aan te snijden. In hoofdstuk 14 en 15 geeft hij de gemeente aanwijzingen over het christelijk leven, net zoals in de eerdere hoofdstukken. Het zijn meer algemene opvattingen en theologische ideeën, dan dat dit nu echt direct afgestemd lijkt te zijn op de gemeente in Rome. Wel gaat Paulus in op hoe om te gaan met de gespannen verhoudingen tussen Joden en niet-Joden. Op dat moment zijn er spanningen tussen Joden en niet-Joden binnen de christelijke gemeente rondom leefregels en theologische opvattingen.
Paulus roept op om elkaar met respect te behandelen. Om niet te oordelen, maar elkaar te dienen, open en gastvrij te zijn. Het is van belang om een ieder in zijn of haar waarde te laten, respect te hebben voor ieders overtuigingen en geloofsregels, want dat zal leiden tot vrede en is opbouwend voor de gemeente. Elkaar aanvaarden, zoals we zijn, want een overtuiging is een aangelegenheid tussen een mens en God. Dit zou gezien kunnen worden als een eerste aanzet om religie, geloofsovertuiging, tot het privé domein terug te dringen. Onze geloofsovertuiging is iets persoonlijks, een zaak van het individu, een persoonlijke relatie met God, waar een ander geen aanstoot aan moet kunnen nemen.
Tot slot brengt Paulus in hoofdstuk 16 zijn hartelijke groeten over aan verschillende mensen die hij kent en met wie hij van alles heeft meegemaakt.  

1 & 2 Korintiërs
Paulus heeft zelf de gemeente in Korinte gesticht, maar na zijn vertrek komen er andere mensen met andere ideeën, waardoor er onderling spanningen en groepen ontstaan. Verdeeldheid over verschillende aspecten van het christelijk leven. Paulus schrijft een brief aan de gemeente om op te roepen tot eenheid en om zijn ideeën nog eens helder uiteen te zetten, als een soort leidraad voor het christelijke leven.
Grote woorden, een opeenstapeling van uitspraken en theologische gedachten, voorbeelden en metaforen. Teveel om in één keer te kunnen vatten, misschien zelfs nog wel teveel na meerdere keren lezen. Paulus overspoelt de lezer met zijn kennis, met zijn wijsheid en inzicht. Vaak zijn de woorden van Paulus hard en meedogenloos, maar tegelijkertijd openhartig en recht voor zijn raap. Van tijd tot tijd kun je hem bijna voor je zien met een opgeheven vinger wijzend naar de mensen in de gemeente.
Sommige van zijn opvattingen lijken lijnrecht tegenover de leer van Jezus te staan. Een voorbeeld daarvan is 1 Kor. 5: 11. Met bepaalde mensen mag niet omgegaan worden. Maar zat Jezus juist niet met tollenaars en hoeren aan tafel? Probeert Paulus slechts de praktijk leefbaar te houden of discrimineert hij?
Paulus staat bekend om zijn vrouwonvriendelijke teksten. Discrimineert Paulus vrouwen of moeten we dit plaatsen in de tijd en de wereld waarin hij leefde? Aan de ene kant lezen we over de ondergeschikte positie die Paulus aan vrouwen toekent, maar aan de andere kant noemt hij verschillende vrouwen die prominente plaatsen bekleden in de gemeente en belangrijk werk doen.
Misschien heeft Paulus deze vrouwonvriendelijke teksten zelf geschreven? Misschien zijn deze teksten later toegevoegd, dan wel aangepast, door zijn volgelingen? Volgelingen aan wie ook enkele andere brieven worden toegeschreven. Wellicht probeerden zij zich te conformeren aan de Grieks-Romeinse wereld, waarin zij leefden. Een wereld, waarin vrouwen een achtergestelde positie hadden.
De tweede brief aan de gemeente in Korinte lijkt een samenstelling te zijn van teksten uit verschillende andere brieven van Paulus. Er is niet één duidelijke lijn aan te wijzen en bovendien sluiten de stukken vaak niet zo goed op elkaar aan.
Na zijn teleurstellende bezoek aan de gemeente, probeert Paulus weer in contact te komen. Wederom prijst hij zijn leer aan bij de gemeente en probeert hen te overtuigen van zijn goede werken. Eveneens met scherpe en vaak harde bewoordingen. Paulus laat geen misverstand bestaan over zijn opvattingen, zo lijkt het.
In ieder geval geeft Paulus ons meer dan genoeg stof tot nadenken.

Veel leesplezier en wellicht is het een idee om er voor uzelf één of twee punten uit te lichten waar u meer over zou willen weten of die u zou willen bespreken met anderen.

Ds. Chantal Schaap,
Predikant van de Nederlandse Protestantse gemeente in Parijs

Leeshulp week 36

Op deze pagina zal iedere leesweek een leeshulp worden geplaatst. Een team van theologen uit verschillende kerken zal daarin gedachten meegeven die je kunnen helpen bij je leestocht.

Leeshulp – week 36               15 – 21 november 2015  

Romeinen 1-13 (de toelichting bij het hele boek Handelingen is te vinden in de leeshulp van week 35)

Paulus in de Canon opgenomen na de 4 Evangeliën en de Handelingen, maar het is de laatste brief – voor zover we weten – die Paulus schreef (57 AD).
Hij schreef die aan de Christengemeente in Rome, vóórdat hij hen ontmoette. Dus, bij wijze van spreken: waar Lucas in Hand. 28 beschrijft dat Paulus in Rome arriveert, hadden de Christenen ter plaatse al een brief van Paulus ontvangen.
En het betekent ook, dat alle andere brieven die aan Paulus worden toegedicht, vóór dat moment al aan de betreffende Gemeenten in Klein-Azië waren geschreven en gelezen.
 Dit laatste is voor de bespreking van de Romeinenbrief van minder belang. Belangrijk is dus we beseffen dat deze Gemeente in Rome een brief ontving van iemand die hen graag wilde ontmoeten. En, het is belangrijk om te beseffen dat er dus vóór Paulus er arriveerde, al een Gemeente bestond.

Wie de stichter van de kerk in Rome is geweest, is niet bekend. Mogelijk is zij een gevolg van de Pinksterervaring (Hand. 2) en is zij ontstaan na terugkeer van ‘Joden’ uit de groep van 3000. Concreet: het Levende Water had Rome al bereikt, voordat Paulus er aan kwam.
Het is niet geheel zonder belang om te weten dat de oud- Christelijke verhalen over Petrus vertellen dat Petrus in Rome gestorven is en dat hij, zoals als Paulus in Rome begraven liggen. Of beiden elkaar in Rome ontmoet hebben is niet bekend; wel blijkt dat de verstandhouding tussen Paulus en Petrus buiten Jeruzalem (Hand. 15) soms gespannen is geweest (Gal 2:11 en 2 Petr. 3:15). Ze zijn ook op verschillende wijze aan hun einde gekomen.

Paulus heeft waarschijnlijk bewust zijn komst naar de kerk te Rome voorbereid door middel van een brief die hij dicteerde aan ene Tertius (Rom. 16:22). Het is niet ondenkbeeldig dat hij dit deed met het oog op bepaalde weerstanden die hij vanuit de synagogen en vanuit Joods-Christelijke kringen steeds heeft ondervonden met het oog op zijn drijfveer om ook de heidenen het Evangelie van de opgestane Heer te verkondigen (zie hiervoor de overweging bij de Handelingen der Apostelen).
Niet zozeer was er weerstand tegen die verkondiging zelf, maar wel tegen zijn weigering om elke tot Jezus bekeerde heiden een Jood te maken.

Het thema van de brief aan de Gemeente in Rome is namelijk de spits waarop die weerstand gedreven werd, namelijk: de verhouding tussen Joden en Grieken (niet-Joden/heidenen) in Christus. De kern is (evenals in andere brieven): er is geen verschil!
Vanuit de Joodse kerk hoefden die verschillen feitelijk ook niet te bestaan, als ‘ men’ maar Jood werd en zich aan alle regels hield (zoals al eeuwen de praktijk was, wanneer heidenen zich bekeerden tot de God van Israël en het ritueel van de proselietendoop onderging en nadat de mannen onder hen zich hadden laten besnijden).

Opmerkelijk is, dat Paulus voor dit credo: er is in Christus geen verschil, niet teruggaat naar het Sinaï-moment waar feitelijk voor het eerst sprake is van Israël als volk en YHWH als God van het volk, maar dat hij verder teruggaat naar Abraham, als drager van de beloften van dat volk: “in u zullen alle volken gezegend worden….” om vervolgens te bewijzen dat niet de wet, noch voor de Jood, maar alleen het geloof in God (en in Jezus Christus natuurlijk) de mens, óók de Jood, rechtvaardigt en vrijspreekt.
Dus wie zich wil laten voorstaan op zijn Jood-zijn, doet dat niet met een beroep op Sinaï, maar met een beroep op Abraham. En wie zich wil laten voorstaan op zijn geloof in God, moet dat ook doen zoals Abraham deed en zoals Christus het heeft onderwezen en voorgeleefd.

Daarmee neemt Paulus ook de aanhangers van de mondelinge traditie vanaf Mozes een heft uit handen als het gaat om de vraag hóe de mens (Jood of Griek) genade van God ontvangt en hoe de mens (man of vrouw, etc.) verlost wordt van de zonde, namelijk op grond van het enige offer dat het juiste offer was en dat door Christus is gebracht op Golgotha en dat het effect van dat offer voor ieder mens (Jood én Griek) hetzelfde zou moeten zijn, namelijk: een nieuw leven door de Geest.

Met hun weigering om Jezus als de Messias aan te nemen, geeft Paulus de ‘Joden’ een escape in handen, door te stellen dat die weigering de weg geopend heeft tot zijn bediening onder de heidenen; opdat God een volk zou hebben dat Hem toebehoort: Abrahams nageslacht; kinderen van de belofte.
In hun weigering om Jezus aan te nemen, draaien de ‘Joden’ zelf de rollen om en worden zo tot ‘niet-Mijn-volk’.
In de hoofdstukken 12 en 13 volgt logischerwijs hoe in het geloof van de tot geloof gekomen heidenen en Joden, het leven door de Geest verwerkelijkt wordt.
Het gaat te ver –ten slotte – om in de Romeinenbrief een verklaring te lezen voor de verwerpelijke idee dat de Kerk van Jezus Christus in de plaats van Israël gekomen is.
De hoofdstukken 9-11 laten voor die idee geen enkele ruimte over.
Er is geen verschil, in wezen, daarom kan er ook geen sprake zijn van vervanging. Ter verheldering: in de tijd dat deze brief geschreven werd, was een groot gedeelte van de Joodse Gemeenschap op last van keizer Claudius uit de stad verdreven (49/50 AD), waardoor waarschijnlijk ook de verhoudingen tussen de ‘Joden’ en de ‘Godvrezenden’ behoorlijk veranderd was.
In Corinthe had Paulus al gewaarschuwd tegen het sentiment van een zich-belangrijker-dan-de-Joden voelende Christengemeente (1 Cor. 10:12). Allen hebben gezondigd, allen worden om niet gerechtvaardigd op grond van het geloof in Jezus Christus (Rom 3: 23-24). Er is geen verschil, maar gelovigen moeten het verschil wel maken. Dat is het resultaat van je rechtvaardiging, wie je ook bent; waar je ook vandaan komt en waar je ook woont.

Ds. A.W. v.d. Griend, pred. van de Herv. Gem. Kloosterhaar en Sibculo

Leeshulp week 35

Op deze pagina zal iedere leesweek een leeshulp worden geplaatst. Een team van theologen uit verschillende kerken zal daarin gedachten meegeven die je kunnen helpen bij je leestocht.

Leeshulp – week 35               08 – 14 november 2015  

Johannes 7-21 en Handelingen 1-28

Ook deze volgende hoofdstukken staan onder de spanning van het allereerste vers van het aller vroegste Woord: “God heeft onder/in/tussen ons verblijf gehouden” (Joh. 1:14).

Het Griekse ‘eskeneusen’ veronderstelt ‘kamperen’ en verwijst daarmee direkt naar YHWH Die – mee optrekkend – er is, zoals Hij er is en naar de tent (skènè) die op het punt staat afgebroken te worden (die op het moment van schrijven reeds een puinhoop is en verlaten lijkt te zijn).

Het is opmerkelijk dat de auteur van dit Evangelion niet de tijd zelf, maar de cyclus van de Joodse feesten als leidraad door de tijd neemt. Jezus is dan hier, dan weer dáár, waar het volk samenkomt om feest te vieren en aan God denkt.
Jezus onderwijst zijn familie (Galilea), vrienden (onderweg) en volk (Jeruzalem) over God Zelf (Joh. 7: 14).
Het Rijk dat niet van deze wereld is, wordt door deze auteur in tegenstelling tot de andere evangelisten slechts 3x genoemd. In het gesprek met Nicodemus 2x (Joh. 3) en in het gesprek met Pilatus 1x (Joh. 18).
In de hoofdstukken 7-21 volgen we het-Woord-dat-God-verklaart (Joh. 1:18) van Galilea naar Jeruzalem en van Jeruzalem weer terug naar Galilea. Die weg is steeds naar boven, niet alleen fysiek (van Galilea naar Jeruzalem). Ook de weg terug is de weg omhoog (na de opstanding: van Jeruzalem naar Galilea- naar God).
Jezus komt van God en keert terug tot God. Jeruzalem, met de tempel (fysiek) staan weliswaar in het midden en met tekenen omgeven, maar het sterven en de opstanding van Jezus staan centraal in alles wat in dit Evangelie over Jezus is geschreven.
Het Johannes Evangelie maakt drie keer melding van de reis van Galilea naar Jeruzalem en weer terug. Bij de eerste vermelding staat de tempelreiniging centraal (2: 18-22), bij de tweede staat Zijn onderwijs over God centraal (7: 14- 8:28) en de derde keer staat Zijn dood en opstanding centraal (19-21). De tempel was er niet meer, toen Johannes aan het schrijven ging.
De plek om God te ontmoeten was er niet meer; de ontmoeting zou voortaan ‘in geest en in waarheid’ nog kunnen plaatsvinden (4: 20-25). Zo verweeft Johannes het wezen van de aanbidding in de persoon van Jezus met de afbraak van het fysieke heiligdom, waarbij de ‘tekenen’ hoopgevend vooruitwijzen naar de oorsprong: God die spreekt en God die onder ons verblijf houdt; God, die waar dan ook (onder/tussen) in ons woont.
Johannes wijdt daar de hoofdstukken 13-17 aan, waarin Jezus dit aan zijn intimi probeert uit te leggen. Wie in Hem gelooft, zal zelf een bron van Levend Water worden (7:38-39). Dit is na de opstanding vervuld: met de zegen van de Heer werden de leerlingen uitgezonden om Levend Water voort te brengen. Hij ademde (op hen) en sprak: ontvangt de Heilige Geest (20:22). Bij alle dingen die je de komende tijd in deze hoofdstukken leest geeft Johannes zelf de leeswijzer (20:30-31) namelijk: dat je al lezende tot geloof komt, nml. dat Jezus de Messias is en dat je door je geloof in Jezus het eeuwige leven krijgt.

Handelingen 1-28

De Handelingen (praxeis) van de apostelen is het tweede boek dat Lucas schreef aan Theofilus. Het Johannesevangelie staat er in onze Bijbeluitgaven tussen in. Enerzijds om de structuur van 4 Evangeliën als eenheid te handhaven; anderzijds omdat de Levend-Water-belofte uit het Johannesevangelie, in het tweede boek van Lucas uitvoerig en gedetailleerd wordt uitgeschreven in de verhalen over het ontstaan van de Gemeente en (voor ons) over de geschiedenis van de vroegste kerk. Vooral Paulus krijgt in deze verhalen het profiel van een apostel (gezondene) terwijl hij niet vanaf het begin getuige is geweest van Jezus’ woorden en daden. De oorspronkelijke leerlingen die als apostelen zouden worden uitgezonden, lijken – ondanks de opdracht om het Evangelie vanuit Jeruzalem via Judea, Samaria, tot aan de uitersten der aarde te verkondigen – geen stap buiten ‘Jeruzalem’ te hebben gedaan. Het lijkt er wel op alsof zij nog altijd in de opperzaal verblijven of in de binnenkamer – achter gesloten deuren – de Heer verwachten. Dit boek had net zo goed de “Handelingen van Paulus” genoemd kunnen zijn. Het is mijn veronderstelling, dat Lucas – die waarschijnlijk tot de intimi van Paulus behoorde, – preludeert op de verdachtmakingen over diens apostelschap en diens verantwoording daarover in al zijn brieven, waarin hij steeds terugkomt op het moment waarop Jezus hem ontmoette bij de poort van Damascus, toen hij Nota Bene de kerk aan het vervolgen was. “Jullie zullen Mijn getuigen zijn….”, zei Jezus vóór Hij terugkeerde tot God. Maar Paulus werd getuige van de levende Jezus, die nu ook aan ongelovigen verscheen. Net als in de verhalen over Jezus, zit ook in de zendingsijver van Paulus één en al beweging. De rode draad in die verhalen is die van het Evangelie dat vanuit Jeruzalem klinkt tot in Rome, dat vanwege de bezetting eigenlijk al om de hoek lag. Het is de boodschap die niet eerder vanuit Jeruzalem zó tot in Rome had kunnen doorklinken. In het tweede hoofdstuk bereidt Lucas deze weg van het Woord al voor, als hij vertelt dat de ‘Joden’ uit 17 gewesten van het grote rijk, te Jeruzalem in hun eigen taal en dialect de grote daden van God horen verkondigen, zodat het getuigenis over Jezus Messias óók onder de niet-Joden gehoord zal worden. Die dag werden er namelijk vanuit Jeruzalem in ‘Rome’ 3000 (Hand. 2:41) bronnen van Levend Water aangeboord, waarvan de zegen onvermijdelijk ook de heidenen zou bereiken. In Rome heeft Paulus uiteindelijk niet meer zoveel te getuigen, maar bemoedigt hij de gelovigen vanuit zijn gehuurde onderkomen. De rode draad in de Handelingen der apostelen is tweeledig; het nieuwe van de goede boodschap is: 1) Jezus van Nazareth is de Messias die komen zou. En 2) de genade van God strekt zich nu ook uit over de niet-Joden. In alle verhalen over de reizen die Paulus ondernam, de gesprekken of discussies die hij had, blijkt het makkelijker te zijn geweest om een heiden te bekeren dan om een ‘Jood’ tot geloof in Jezus te brengen. Daarom moeten we het citaat uit Jesaja (Jes. 6:9-10) aan het einde van dit boek (Hand. 28:26-27), niet als een conclusie beschouwen, maar het is het centrale thema in Paulus’ bediening; het is na de bekering van Paulus zijn drijfveer gebleken om vooral niet in Jeruzalem, Judea en Samaria te blijven, maar om zonder enige belemmering tot het uiterste te gaan; waar ‘Jeruzalem’ ook in Rome vertegenwoordigt blijkt te zijn en dus het hele verhaal zich opnieuw kan ontspinnen, tot het ontvangen wordt aan de grenzen van het rijk.
Alle zendingsverhalen uit de Handelingen zijn eigenlijk een plaatje bij dit praatje. Vandaar dat ik deze leeswijzer niet in tweeën knip.

Ds. A.W. v.d. Griend, pred. van de Herv. Gem. Kloosterhaar en Sibculo.

Leeshulp week 34

Op deze pagina zal iedere leesweek een leeshulp worden geplaatst. Een team van theologen uit verschillende kerken zal daarin gedachten meegeven die je kunnen helpen bij je leestocht.

Leeshulp – week 34               01 – 07 november 2015  

Lucas 8-24 en Johannes 1-6

Lucas
Deze week lezen we het evangelie naar Lucas uit. Na de proloog (zie vorige week) is de volgende opbouw te onderscheiden: Jezus in het gehele Joodse land (Lucas 5 vers 1  – Lucas 9 vers 50), het reisverhaal naar Jeruzalem (Lucas 9 vers 51  – Lucas 19 vers 48) en Jezus in Jeruzalem (Lucas 20-24). Hoewel Lucas één van de synoptische evangeliën is (met eenzelfde gezichtshoek als Marcus en Matteüs), heeft hij ook veel uniek materiaal: bijvoorbeeld de geboorteverhalen en Lucas 24 over de Emmaüsgangers. Ook grote delen in het reisverhaal zijn uniek. Lucas 14 -16 zijn daarin het meest opvallend.

Lucas schrijft geen biografie over Jezus, maar biedt ons theologie. ‘Het draait in zijn evangelie om Jezus en zijn volgelingen, het gáát om het Koningschap van God dat door het Woord geschiedt.’ (Jos de Heer). Het is Lucas te doen om de heling die God in zijn koninkrijk op aarde teweeg brengt. Heling is medisch te verstaan, dat past bij de arts Lucas. Je kunt het ook breder zien, namelijk een proces van totale vernieuwing van de mensheid op aarde.

Jezus krijgt verschillende titels in het evangelie, één daarvan is Christus. Christus is de Griekse vertaling van het Hebreeuwse ‘messias’ (gezalfde). De titel ‘messias’ werd in het Oude Testament al verbonden met historische personen die als dienaar van de Heer werd gezien en speciaal gezalfd om het volk van God te leiden. Het is in die lijn dat Lucas deze titel voor Jezus gebruikt.

Het evangelie naar Lucas is niet los te lezen van het boek Handelingen. Het gebruik van een proloog en veelal dezelfde taal wijzen op één auteur. Het boek Handelingen vertelt ons hoe Jezus’ vrienden het werk van Jezus doorzetten. De verkonding van Gods koninkrijk stopt niet bij Jezus, maar gaat door tot op de dag van vandaag!

Johannes
Het vierde en laatste evangelie uit het Nieuwe Testament is het evangelie naar Johannes. Evenals bij de andere evangeliën zijn auteur en  tijd en plaats van ontstaan niet met zekerheid vast te stellen. Algemeen wordt aangenomen dat het boek rond 90-110 van de gebruikelijke jaartelling zijn huidige vorm heeft gekregen.
Het begin van het evangelie (Johannes 1) is niet verhalend, maar juist mystiek van toon. De identificatie van God en Woord (= Christus bij Johannes) is het startpunt. Dit is tevens onderwerp van discussie: is de theologie dat God mens is geworden (incarnatie) de basis? Of is de Grieks-Romeinse cultuur als context met ideeën over goddelijke mannen aanleiding om Christus met God te identificeren? Johannes doet niet geheimzinnig over Jezus: van meet af aan is hij
duidelijk: Jezus is de Christus, de van God gezondene, Zoon van God.
De synoptische evangeliën beschrijven het leven van Jezus als een opgang naar Jeruzalem (zie mijn opmerkingen bij Lucas). In Johannes gaat Jezus heen en weer tussen Galilea en Jeruzalem, totaal drie keer. Opvallend is het eigen taalgebruik van Johannes: levend water dat eeuwig leven geeft, brood dat eeuwig leven geeft (Johannes 6). Overigens wordt deze beeldspraak niet altijd direct begrepen. In het nachtelijk gesprek tussen Jezus en Nikodemus (Johannes 3) is er een misverstand over het opnieuw geboren worden.

Meer lezen over Lucas:
Lucas / Acta. (Drie delen over het Lucas-evangelie en een deel over Handelingen.) Jos de Heer, Meinema 2006 en daarna.

Meer lezen over Johannes:
Johannes. Licht uit licht:  Gods herscheppende kracht. G.D.J. Dingemans. Kok, 1997.
De Bijbel theologisch. Hoofdlijnen en thema’s. Klaas Spronk en Archibald van Wieringen (red.) Meinema, 2011.

ds. Alida Groeneveld

Leeshulp week 33

Op deze pagina zal iedere leesweek een leeshulp worden geplaatst. Een team van theologen uit verschillende kerken zal daarin gedachten meegeven die je kunnen helpen bij je leestocht.

Leeshulp – week 33               18 – 24 oktober 2015  

Marcus en Lucas 1-7

Marcus
Deze week lezen we allereerst het oudste evangelie: Marcus. Algemeen wordt aangenomen dat het boekje Marcus rond het jaar 70 van de gebruikelijke jaartelling geschreven is. De brieven van Paulus en anderen, verderop in het Nieuwe Testament, zijn dan al zo’n twintig jaar oud. Wat bezielt iemand om een evangelie over Jezus te schrijven? ‘Evangelie’ betekent goed nieuws; het begrip werd gebruikt voor een overwinningsbericht. Dat is bijzonder om een overwinningsbericht te schrijven als ook in dezelfde tijd de tempel in Jeruzalem verwoest is door de Romeinen. Marcus put uit mondelinge bronnen van uitspraken van Jezus, en verhalen die hij verteld heeft. Hij schetst ons het beeld van een aardse Jezus, een rondreizende rabbi. Paulus legt een groter accent op de verhouding Jezus en God de Vader en het eeuwige leven na dit aardse leven. Voor Marcus daarentegen is de kern dat in Jezus Gods koninkrijk van vrede, recht en gerechtigheid nabij gekomen is.

Marcus is ook wel het evangelie van de haast. De gebeurtenissen volgen elkaar in hoog tempo op. Opvallend is dat Marcus begint in het volwassen leven van Jezus na een paar verzen over het optreden van Johannes de Doper. Bij Marcus dus geen geboorteverhaal. Ook het slot is opvallend, vergeleken met de andere evangeliën. Zeker als we het Marcus-evangelie eindigen bij Marcus 16 vers 8. Bij Marcus geen verschijningen van de opgestane Heer aan zijn leerlingen. De vrouwen moeten het doen met het lege graf en de opdracht terug te gaan naar Galilea, daar waar het allemaal begonnen is. Het zogenaamde messiasgeheim, wie is Jezus eigenlijk, wordt door Marcus niet onthuld.

De persoon van Marcus is onbekend. De identificatie van de auteur zou de betrouwbaarheid van het evangelie vergroten, vandaar dat daar veel onderzoek naar gedaan is. Marcus zou via Petrus over de verhalen van Jezus gehoord hebben. Het is maar de vraag of de persoon van Marcus zoveel aandacht behoeft. Het ging de anonieme auteur om de hoofdfiguur: Jezus, en dat is gelukt!

Lucas
Het tweede evangelie waarmee we deze week een begin maken is het evangelie volgens Lucas. Lucas vormt samen met Matteüs en Marcus de zogenaamde synoptische evangeliën, dat wil zeggen vanuit eenzelfde gezichtshoek. Een flink aantal verhalen komt overeen.

Lucas zou, volgens de informatie van Paulus, een medewerker van hem zijn geweest, en een geliefd arts (Kolossenzen 4 vers 14). Algemeen aangenomen wordt dat Lucas een christen uit de heidenvolken was. Ook hij behoorde, net als Marcus, niet tot de kring van apostelen. Het evangelie wordt gedateerd tussen 75 en 90 van de gebruikelijke jaartelling, maar ook hier geldt dat tijd en plaats van ontstaan onbekend zijn.

Lucas adresseert zijn evangelie (goed nieuws) aan Theofilus, aan wie hij de verhalen over Jezus gaat vertellen, en daarmee vooral aan heidenchristenen. Lucas begint bij het begin. Dat is de geboorteaankondiging van Jezus’ voorloper: Johannes de Doper. Het paar Zacharias en Elisabet doet denken aan het oudtestamentische paar Abraham en Sara, eveneens kinderloos en op hoge leeftijd. De lofzangen van Zacharias, Maria en Simeon (Lucas 1 en 2) zijn juweeltjes van poëzie, die terecht een plaats hebben gekregen in de getijdediensten van kloosters tot op de dag van vandaag. De geboorteverhalen van Johannes de Doper en Jezus (Lucas 1 en 2) en de verhalen over hun beider publieke optredens (Lucas 3 en 4) vormen een mooi begin.

Meer lezen over Marcus:
De Marcus code.  Geert van Oyen, Kok, 2005.
Doorns Evangelie. Alida Groeneveld, Stephan de Jong, René van der Rijst (red.) Kok, 2014.

Meer lezen over Lucas:
Lucas / Acta. (Drie delen over het Lucas-evangelie en een deel over Handelingen.) Jos de Heer, Meinema 2006 en daarna.

ds. Alida Groeneveld

Leeshulp week 32

Op deze pagina zal iedere leesweek een leeshulp worden geplaatst. Een team van theologen uit verschillende kerken zal daarin gedachten meegeven die je kunnen helpen bij je leestocht.

Leeshulp – week 32               11 – 17 oktober 2015  

Mattheus

Fijn dat je nog niet bent afgehaakt bij de Bijbeluitdaging. Het grootste deel zit er nu op. Van de 66 boeken die de Bijbel rijk is, heb je er 39 gelezen. Nog 27 te gaan.
We maken een sprong in de tijd van ongeveer 400 jaar. Dat is de zogenaamde intertestamentaire periode. En we beginnen nu aan het Nieuwe Testament. Het Nieuwe Testament startte met vier evangeliën.
Vier boeken die de verhalen vertellen over Jezus. Het goede nieuws dat met Hem in de wereld kwam, wordt verteld in deze boeken. In de eerste drie van de vier boeken zijn er veel overeenkomsten te ontdekken.  

Mattheus is misschien geschreven door een leerling van Jezus. Hij was van sommige gebeurtenissen  ooggetuige. Hij kwam wel later bij de groep, maar hij heeft de verhalen uit de eerste hand.
Hij heeft zijn verhaal geschreven voor christenen uit joden. Hij verwijst meer dan anderen naar de wetten die in het Oude Testament geschreven zijn en vertelt dat Jezus deze regels heeft vervuld.
In de Bergrede (hoofdstuk 5) staat het als volgt: Jullie moeten goed weten met werk doel ik gekomen ben. Ik ben niet gekomen om de wet van Mozes en de andere heilige boeken weg te doen. Ik ben gekomen om hun echte betekenis te laten zien.

In hoofdstuk 1 wordt de stamboom van Jezus beschreven. Deze stamboom is opgedeeld in 3×14 generaties. En in deze stamboom worden ook vrouwen genoemd. Zij hebben een cruciale rol gespeeld in de geschiedenis van God met mensen. Zij maken daarom ook deel uit van deze stamboom.
Hoofdstuk 2 beschrijft de geboorte en de beginjaren van Jezus. Het is leuk om dit verhaal te vergelijken met de geboorteverhalen uit Lucas. Samen vormen ze het geboorteverhaal zoals wij dat vaak te horen krijgen. Uit elk van beide boeken zijn elementen gehaald.
In hoofdstuk 3 wordt het werk van Jezus voorbereid door Johannes de Doper. Er is hier geen sprake van een familieband, zoals dat in Lucas het geval is.
Vanaf hoofdstuk 4 begint Jezus met zijn werk en kiest hij zijn leerlingen uit.
In de hoofdstukken 5 t/m 7 staat de zogenaamde Bergrede. Een reeks van lessen die Jezus op een berg heeft uitgesproken tegen zijn leerlingen en de mensen die met hem meetrokken.  Maak ook hier eens een vergelijking met de uitspraken over het ware geluk in hoofdstuk 5 met de  zaligsprekingen uit Lucas (Lucas 6 vanaf vers 17). Dat mag natuurlijk ook als je met Lucas bezig bent. In hoofdstuk 6  van Mattheus vind je het gebed dat wij ook nog bidden: Het Onze Vader.
In de hoofdstukken 8 en 9 laat Jezus door allerlei wonderen zien wie Hij is en hoe hij het Koninkrijk van God op deze aarde zichtbaar wil maken
In hoofdstuk 10 worden de leerlingen op weg gestuurd om Jezus overal bekend te maken. Maar wat moeten ze doen als ze niet welkom zijn?
In hoofdstuk 11 speelt Johannes weer een rol. Dit hoofdstuk gaat over de vraag of Jezus de Messias is die het volk verwachtte.
Jezus verwijst naar wat hij laat zien.
In hoofdstuk 12 onstaat er discussie met andere geestelijken in de omgeving van Jezus. Ze beschuldigen hem van van alles en nog wat.
In hoofdstuk 13 geeft Jezus veel voorbeelden om het Koninkrijk van God begrijpelijk te maken voor de mensen om hem heen. Zogenaamde gelijkenissen. De voorbeelden die Jezus gebruikt, zijn beelden die bij de mensen herkenning oproepen, ook al is dat bij ons misschien niet meer zo.
In hoofdstuk 14 wordt de dood van Johannes de Doper beschreven. Jezus is erg van slag van dat nieuws, maar is ook weer beschikbaar voor mensen die hem nodig hebben.
In de hoofstukken 15 t/m 18 ontstaan er weer discussies met de religieuze groeperingen. Jezus vertelt ook hoe het zal gaan in het Koninkrijk van God (in de BGT de nieuwe wereld genoemd). De dingen die Jezus daar noemt, zetten de  normale orde behoorlijk op zijn kop.
Hoofdstuk 20 is de opmaat richting het eind.  Jezus gaat naar Jeruzalem. Onderweg geeft hij ook weer veel voorbeelden. Ook vertelt hij wat er met Hem gaat gebeuren als hij in Jeruzalem is.
In hoofdstuk 22 vat Jezus de wet van Mozes samen in een paar zinnen. Veel makkelijker om te onthouden. In hoofdstuk 23 uit Jezus wederom felle kritiek op de religieuze groeperingen.
In hoofdstuk 24 en 25 draait het om de nieuwe wereld.  Wat moet je doen om daar binnen te komen? Wat gaat daar gebeuren. Jezus gebruikt weer voorbeelden, omdat het anders lastig is om te begrijpen. In hoofdstuk 26 t/m  28 staan de verhalen waar het met Pasen allemaal om draait. De gevangenneming van Jezus, Zijn veroordeling, zijn dood en Zijn opstanding.
Mattheus eindigt met een hele mooie belofte: Ik ben altijd bij jullie, totdat de nieuwe wereld komt.

Veel leesplezier deze week.
drs. Alette Dijkslag, Zwolle

Leeshulp week 31

Op deze pagina zal iedere leesweek een leeshulp worden geplaatst. Een team van theologen uit verschillende kerken zal daarin gedachten meegeven die je kunnen helpen bij je leestocht.

Leeshulp – week 31               4 – 10 oktober 2015  

Micha, Nahum, Habakuk, Sefanja, Haggaï, Zacharia en Maleachi, de laatste zeven profetische boeken van het Oude Testament.

Micha
Het mooiste gedeelte van Micha vind ik nog altijd hoofdstuk 4, 1-5: Op een dag zal er vrede zijn. Het is een stuk wat uit Jesaja is genomen. Micha zelf blaast soms hoog van de toren tegen de profeten en de leiders van het volk, want hij ziet haarscherp het onrecht dat zij de eenvoudigen aandoen. Daarop gaat hij in heldere taal recht op zijn doel. In Hosea en Jesaja, van wie Micha een jongere tijdgenoot is, ben je vaak dezelfde gedachten tegen gekomen.

Nahum
Het boekje bevat twee profetische liederen over de val van Ninevé (612 v. C.). Het zou best eens zo kunnen zijn dat ze als liturgische teksten gebruikt zijn bij de herdenking van de verwoesting van Ninevé. Hoofdstuk 3 is later aan het boekje toegevoegd.

Habakuk
Dit is in die zin een ‘modern’ boek dat het een klacht is tegen de geest van de tijd. Een klacht die je in alle tijden van de geschiedenis kunt horen is: vroeger was alles beter! Habakuk roept aan het begin onmiddellijk uit: ‘God, U luistert niet!’ Het lied van Habakuk, ook wel het gebed van Habakuk genoemd, in het laatste hoofdstuk, vind ik zelf heel mooi, omdat het boekje na alle klachten uiteindelijk eindigt met uitingen van sterk vertrouwen. Wat is er mooier dan (wat dan ook) te kunnen eindigen met: ‘Nu wacht ik af totdat Hij komt. Hij komt onze vijanden verslaan.’

Sefanja
Nu u al wat ervaring begint te krijgen in de kleine profeten ziet u misschien ook iets van dezelfde structuur die er in ieder boekje enigszins is. Allereerst zijn daar meestal de onheilsprofetieën, gevolgd door profetieën die specifieker tegen volkeren zijn gericht. Maar het eindigt vaak met profetieën van welbevinden en heil. Sefanja is daarop geen uitzondering. Ook al leunt Sefanja op Amos en Joël, alle drie kondigen ze Dag des Heren aan: ‘Ik ga alles op aarde vernietigen!’, toch bestaat het boekje voor het grootste deel uit teksten van hemzelf.

Haggaï
Omdat Haggaï niet in de ik-vorm, maar in de hij-vorm is geschreven, hebben we hier te maken met een zowel literair als historisch geschrift, over de profeet. Het boekje is precies te dateren 520 v. C. en heeft in hoofdzaak betrekking op de herbouw van de tempel. Hiermee zijn de terugkerende ballingen uit Babylon bezig. Hier en daar klopt de volgorde van het boekje niet, maar dat is destijds een bekend probleem als de kleitabletten door de war raakten.

Zacharia
Ook Zacharia zet zich in voor de herbouw van de tempel. Zelf vind ik de dromen, gezichten of nachtvisioenen uit de eerste acht hoofdstukken mooi en boeiend. (Wat niet betekent dat ik het allemaal begrijp; integendeel.) De hoofdstukken 9-11 en 12-14 zijn later toegevoegd. Deze lossere eenheden zijn van andere schrijvers. Het zijn profetische beloften (9-11) die iets vertellen over de toekomst van Gods volk. De laatste drie hoofdstukken (12-14) zijn apocalyptisch, dus: een openbaring van iets dat verborgen of geheim is. Het gaat over de toekomst van Jeruzalem en Juda.

Maleachi
Het laatste profetische en oudtestamentische Bijbelboek bevat een ernstige ‘boetepreek’ die het volk oproept zich te bekeren. De naam Maleachi betekent: ‘mijn boodschapper’ (hoofdstuk 3: 1). Er passeren weer bekende thema’s: onwaardige priesters en huwelijksproblemen. Toch eindigt ook dit boek weer met een positieve boodschap over de trouw van de Heer aan Israël. En in de laatste drie verzen verschijnen zelfs de groten van het Oude Testament: Mozes en Elia.

Piet Vellekoop, predikant te Maarssen, januari 2015 A.D.