Vrijdagmorgen vroeg had ik een gesprekje aan het Amsterdam-Rijnkanaal met een visser. Van onder zijn grote groene paraplu had hij mij in de regen aan zien komen. Hij riep me naar zich toe en begon met me te praten alsof hij me kende. Ik had geen flauw idee wie het was. Toen ik dat vertelde was hij een beetje verontwaardigd, want ik had zijn schoonmoeder vier jaar geleden begraven. Ik maakte het snel goed en we spraken verder.
Waarom ik in de regen liep? Eenvoudig, nadenken over mijn preek.‘Heeft dat dan zin?’ Toen stond ik plotseling op scherp. Want wat moet je nu antwoorden als ‘beroeps’? ‘Wat denkt u zelf?’ ‘Welnee, de mensen horen toch wat ze willen horen of ze horen niets.’ ‘En als ik daar dan over preek zondag, zou u dan komen en misschien wel horen wat ik te zeggen heb?’ ‘Nee, want het is toch altijd hetzelfde.’
Een beetje uit het veld geslagen zette ik mij aan de preek. Maar weer dwaalden mijn gedachten af naar de vraag wat nu eigenlijk een preek is. Meer nog, wat is, naast Schriftstudie de basis van een goede preek? Het is wonderlijk dat ik dat steeds minder weet, des te langer ik predikant ben. Natuurlijk ken ik alle definities en heb ik alle theorieën tot me genomen.
Zelf kom ik er steeds meer achter dat pastoraat en eredienst ontzettend eng, voor mij althans, met elkaar verbonden zijn. De basis van een goede preek is voor mij dan ook niets meer en minder dan de vriendschap van het pastoraat. Tijdens de huiskameravonden, de Bijbelkringen, de zaterdagwandelingen, de filmvertoningen, de caféochtenden, catechese, kerkrondleidingen, de gesprekken rond uitvaarten, de voorbereiding van allerlei vieringen en niet in de laatste plaats de vele bezoeken bij mensen thuis; en nog veel meer andere momenten. Een preek is dus gewoon het resultaat van zorgvuldig luisteren: het hóren van het Wóórd met oog voor de mensen.
P.G. Vellekoop