Op deze pagina zal iedere leesweek een leeshulp worden geplaatst. Een team van theologen uit verschillende kerken zal daarin gedachten meegeven die je kunnen helpen bij je leestocht.
Leeshulp – week 30 27 september – 3 oktober 2015 |
Daniël 9-12, Hosea, Amos, Jo-EL, Obadja, Jona
Nomen est omen. Een naam wijst ergens heen. Namen in de Bijbel zijn veelbetekenend voor de vertelling. Daarom is het altijd lastig geweest om de Bijbelse namen terug te vinden in contemporaine geschriften of in de archeologie. Het Hebreeuwse woord ‘dan’ betekent rechter (in het Grieks: crites). Ik neig er toe om de naam Dani’El op grond van de profetische vertelling, te vertalen als ‘mijn Redder is God’. Een literaire analyse van dit boek bewijst de eenheid binnen het boek. Alleen een oppervlakkige lezing doet vermoeden dat het om losse verhalen gaat over een periode van na de derde wegvoering (605 v. Chr.) aan het einde van het eerste regeringsjaar van Nebukadnessar (Babylon 605-603 v. Chr.), later Belsazar (541-539 v. Chr.) en nog weer later Cyrus/Darius (539-537 v. Chr.). Er gebeurt veel in de verhalen, het is een komen en gaan; van groot naar klein en omgekeerd; van verrijzen, blinken en verzinken; van buiten naar binnen en vise versa. De gebeurtenissen van alledag in de vier richtingen van de wind, worden profetisch geduid. De hemel raakt de aarde meermaals. De gebeurtenissen op de aarde raken de hemel. Zoals bij de bouw van Babels toren en bij de ladder in Jakobs droom. Zoals in Jozefs dromen. In de diaspora lijkt het er op dat er niets meer is van wat er in den beginne was geweest. Het boek Daniël – waarschijnlijk een paar eeuwen na de gebeurtenissen geschreven – is daarom niet alléén een boek dat de gevolgen van de collectieve zonden duidt. Met in het hart de schuldbelijdenis van Daniël over de zonden van zijn volk, is het vooral een troostboek. Troost voor degenen die NIET assimileerden en aldus het lijden verdroegen. Degenen die trouw blijven aan de God van Abraham, de God van Izaäk en de God van Israël, ontmoeten iemand die er van hogerhand bij geroepen wordt. Hij bemoedigt hen. De getrouwen blijken een beter inzicht prijs te geven dan alle wijzen van Babel. De getrouwen zijn ondanks hun vasten, fitter dan de rest. En omdát zij volgehouden hebben, zullen zij in het eschaton gelukkig zijn. Dan zal duidelijk worden wat in dit open boek verzegeld is; zoals in de Apocalyps. Een geopend boek, waarvan de betekenis – tot de tijd daar is – verborgen blijft. “Mijn God zal rechtspreken”; aan alle ellende komt een keer een eind. De verrassende ontdekking van de zonen van Israël is die van Jakob: “zonder dat ik het wist is de Eeuwige mij ook hier nabij.” Hij-die-met-God worstelt, vindt zelfs in de verlatenheid een huis van God. Misschien is het aardig om te vermelden dat een paar eeuwen later het hemelse Jeruzalem in de Apocalyps de contouren van Babylon krijgt. Maar waarschijnlijk moet ik dat juist andersom verstaan.
Hosea en Amos; ‘kleine’ profeten.
In tegenstelling tot de andere zgn. ‘kleine’ profeten, hebben Hosea en Amos hun bediening gehad onder de 10 stammen van het noorden (750-722 v. Chr.) Het dienen van de goden van andere volken moet hen diep hebben geraakt. Terwijl Daniël reflecteert op de situatie van de ballingschap van de 2 stammen, verklaren Hosea en Amos het naderende einde van de 10. Zij waarschuwen tegen de lichtzinnigheid rond Samaria en Bethel en Gilgal. Hoewel de 10 alle mogelijke offers brengt aan wie zich maar als god aandient, hebben zij het fundament van het verbond uit het oog verloren. Het was vergeten zelf ooit gevonden te zijn; geslagen, geplaagd, berooid en beroofd van alle waardigheid. Nu laten ze de hulpbehoevende links liggen. Voor de wereld gaat het schijnbaar goed. Maar innerlijk knaagt een grote onzekerheid, die zich trouwens bij elke afgoderij altijd weer verraadt.
Het profetisch inzicht van Hosea uit zich van Godswege in een gepassioneerde beweging van afstand en nabijheid; hartzeer en heimwee. Als plaatje bij het praatje huwt de man een vrouw van lichte zeden. De beelden die Hosea gebruikt zijn schokkend aanstootgevend, maar bedoelen ‘mijn volk’ (ammi) tot inzicht te brengen. Allereerst tot het inzicht dat zij door haar afgodisch gedrag: lo-ammi (niet-mijn volk) is geworden. Zij moet zien en weten dat het hart van YHWH voor haar bloot ligt. Hij houdt van haar. Hij kent haar; Hij lijdt aan haar afkeer van Hem en toch heeft Hij haar lief. Zij moet begrijpen dat de afstand tussen haar en Hem en haar eigen onzekerheid over zichzelf en hun relatie, haar in de armen van een ander dreef. En nu wil Hij haar hart herwinnen. Zelfs nu wil Hij haar terug; haar voor Zich inwinnen: ze is van Hem en Hij behoort haar toe. Dat is de formele kant aan deze echtbreuk. Van den beginnen was het nooit de bedoeling geweest om uit elkaar te gaan. Ook nu scheidde de mens niet wat God heeft samengevoegd. YHWH houdt de deur niet op een kier, maar wagenwijd open en Hij verwacht van Zijn volk hetzelfde, als zij tot inzicht is gekomen en bevrijd van haar onzekerheid. Bevrijd van de zekerheid die zij zocht in een nauwgezetter nakomen van allerlei vreemde afgodische religieuze verplichtingen die haar innerlijk minstens zo geslagen, geplaagd, berooid en van alle waardigheid beroofd in leven lieten, dan het eenvoudige vertrouwen op Gods verbond, waarin verankerd was en is, dat Hij hun God zou zijn, zolang zij maar thuis wilde komen. Naast de citaten uit Hosea in het NT denk ik aan de gelijkenis van de verloren zoon uit Lukas 15. De citaten zijn deze: Hosea 2:1-3 wordt geciteerd in Rom. 9-26-27 en 1 Petr. 2:10; Hosea 6:6 wordt geciteerd in Matth. 9:13 en 12:7 en in het slot van Mark. 12:33. Hosea 11:1 in Matth. 2:15; Hosea 13:14 in 1 Kor. 15:55. En Hosea 6:1-3. Stuk voor stuk bewijzen ze de acceptatie en doorwerking van deze profetie in de canon van het NT. Ze wijzen op de blijvende passie van YHWH voor het volk dat in het duister wandelt (zoals Jesaja hen vanuit het zuiden beschreef).
Ds. A.W. v.d. Griend, pred. van de Herv. Gem. Kloosterhaar en Sibculo.
Jo-El
YHWH=God. Evenals in Amos worden in dit profetisch (lees: maatschappij-kritisch) boek Joël natuurrampen gezien als ingrijpen van hogerhand. De natuur leest als een illustratie bij de spirituele kaalslag van het volk. In de kern (Joël 2:15-17) moet het volk begrijpen dat terugkeer naar een genormaliseerde samenleving niet alleen wenselijk, maar ook mogelijk is. Aan de ellende komt een eind als het volk terugkeert tot YHWH. Dezelfde God die hen doet beven, is dezelfde die hen doet leven. De stapsgewijze situatie zoals verwoord in 1: 4-12, wordt in 4: 8-12 omgekeerd en opgeheven. De naam van de profeet is een statement; een antwoord op de vraag “wie of waar is (hun) God?” Na de samenkomst van het volk en de collectieve boete, wordt het hun belijdenis: de HEER is (onze) God. De metaforen van “bruid&bruidegom” en de “wijngaard” verbinden Joël aan Hosea. De status van Sion verbindt Joël aan Amos. Het thema van ‘de dag van de HEER’ verbindt Joël aan alle volgende profeten. Wellicht ten overvloede: de dag des HEREN is steeds de benaming van de oordeelsdag; nooit van de eerste dag van de week. Daarbij bemerken we in de navolgende profetieën een verschuiving: van de oordeel aankondiging over Sion naar de oordeel aankondiging over de andere volkeren. Met name Edom moet het ontgelden. Hoe dan ook: het oordeel van hogerhand is toch vooral een constatering van een erbarmelijke situatie van welk volk dan ook. Tegelijk uit zich een hartelijke wens van Godswege, een uitnodiging tot verandering. In de volgende profetieën blijkt er óók genade voor de volkeren te zijn, wanneer zij zich tot het doen van het goede bekeren. Zoals bijvoorbeeld in het boek Jona zal blijken. De HEER blijft hoe dan ook met Sion verbonden.
Ds. A.W. v.d. Griend, pred. van de Herv. Gem. Kloosterhaar en Sibculo.
Amos (760 v. Chr. – 750 v. Chr.) kwam uit de buurt van Jeruzalem. Hij was geroepen vanachter de schapen, zoals ooit Mozes geroepen werd. In het gesprek met Amasja, de profeet van Samaria/Bethel geldt die roeping als authentiek. Amasja was een geschoolde theoloog. Amos een door God geleerde; een profeet pur sang! Profeteren is niet zozeer een toekomst voorspellende eigenschap die af en toe van mensen bezit kan nemen. Profeteren is van Godswege gezouten kritiek geven op toestanden in de samenleving, met als refrein: “dit zegt de HEER”. Amos legt de vinger op de zere plek: de elite deugt niet. Koning, keizer en admiraal vegen hun gat af met de regels van Gods wet. Slecht voorbeeld, doet óók slecht volgen. YHWH kan niet met de armen over elkaar toezien hoe Zijn goede hart verkwanseld wordt. De tien stammen plegen contractbreuk. Als een heraut kondigt Amos de gevolgen aan: zware oordelen zullen volgen. Tegelijk is de profetie een ferme waarschuwing aan het adres van de twee stammen in het rijk Juda en Jeruzalem: zoals het de 10 zal vergaan, zo zal God ook oordelen over de 2 stammen, die in religieus opzicht in verval aan het raken zijn. YHWH is HEER en bevrijder van alle 12 geweest. In het verbond zijn zij één, ook al besloten zij zelf ooit om uit elkaar te gaan. Het was twee jaar vóór de aardbeving. Die moet groot zijn geweest en een geweldige impact hebben gehad. De profetie begint en eindigt er mee, alsof JHWH er de hand in had. De Heer buldert in Sion! Tegelijk is de ongekende kracht van deze aardbeving het plaatje bij het praatje; hij verbeeldt de kwetsbaarheid van denkbeeldige vooruitgang. Welvaart is namelijk geen vooruitgang wanneer de kwetsbaren van het volk daar onder lijden. Er blijft weinig van een samenleving over wanneer het volk welzijn verwart met welvaart. Zo is het de volkeren rondom de 12 stammen vergaan; hun kracht is tegelijk hun zwakke plek. Zo zal het zelfs het volk van YHWH vergaan wanneer het los van God leeft. Het is als een muur zonder verband. Het zonderlinge Hebr. woord ‘anakh (7:7-8) vertaal ik nog het best met verankering. Mogelijk bestond die verankering uit een lood/tin-legering. Het wijst op een bouwmethode die al eeuwen werd gebruikt in aardbevingsgevoelige gebieden. Cement zou bij een aardbeving fataal zijn. Lood/tin verankeringen geven de muur een solide, doch elastisch verband. Amos ziet YHWH met de verankering ‘anakh in Zijn hand bij de muur. Het plaatje is dan: de muur is zonder verankering kwetsbaar wanneer de aardbeving komt. De betekenis van de visioenen (Am. 7-9) is deze: er is telkens uitstel geweest, maar van uitstel komt dit keer misschien géén afstel: “Ik zal Mijn volk voortaan niet meer sparen”. Israël zal geen status aparte meer hebben, zolang hij zich als de anderen blijft gedragen. YHWH blijkt zich overigens niet alleen om de 12 te bekommeren, maar ook om andere volkeren, omdat de 12 niet beter zijn dan de goyim (9: 7). Maar, er komt een nieuwe tijd. Voor iedereen. Het boek Jona wijst vooruit, dat de gunst van YHWH zich uitstrekt over degenen die het verschil tussen links en rechts niet weten: 12x10x1000 kinderen van Ninevé en daarbij nog veel vee.
Ds. A.W. v.d. Griend, pred. van de Herv. Gem. Kloosterhaar en Sibculo.
Obadja
‘Knecht van YHWH’. Een klein werkje tussen de profeten. Geen info over de profeet. Hij begint waar Amos stopte: gericht over de volkeren. De kern is dit: oordeel over Edom=vrijspraak voor Israël. Op Sion zal het veilig zijn nadat YHWH de volkeren die onrecht doen zal straffen zoals Hij Israël gestraft heeft. ‘Edom’, een oude naam voor Esau’s nageslacht, moet het pars-pro-toto ontgelden, omdat Esau, zeg maar, zijn broer Jakob aan zijn lot heeft overgelaten (vers 10). Dit gegeven staat tegen de achtergrond van de latere uitspraak van YHWH: “Jakob heb Ik liefgehad, maar Esau mocht Ik niet echt”(Mal. 1:3 en citaat in Rom. 9:13). Maar hierna zal Ninevé pars pro toto staan voor goyim die slechte dingen doen en oordeel wordt aangezegd; heidenen die nochtans om hun bekering gerechtigheid en vrijspraak wordt toebedeeld. Er bestaat Middeleeuwse Rabbijnse literatuur (o.a. Maimonides (1172 AD), en Abarbanel in zijn commentaar op Obadja) waarin Edom/Esau wordt gelinkt aan Rome, het mystieke Babylon; ergo: Edom=het Christendom. Ik zal daar verder niet op in gaan. Maar ik meen dat Jona hun ongelijk bewijst. Zo zwart-wit is het allemaal niet.
Ds. A.W. v.d. Griend, pred. van de Herv. Gem. Kloosterhaar en Sibculo
Jona
‘Duif’. Waarom ‘duif’? Het wordt me uit de context niet helder. ‘Pigeon’ of ‘dove’? Stadsduif of sierduif? Postduif of vredesduif? In ieder geval moet een zelfgenoegzaam man oordeel en vrede aanzeggen in niet zomaar een buitenlandse hoofdstad, maar in het hol van de leeuw. En hij heeft er geen zin an. Later verklaart hij Nota Bene verontwaardigt, dat hij omwille van de gunst van YHWH ten gunste van Ninevé liever dood dan levend was (4: 1-4). Jona marcheerde een dagmars door de enorme stad met maar één proclamatie: “Nog 40 dagen en dan wordt Ninevé helemaal verwoest!” De bevolking komt terstond tot inkeer (zoals in Joël 2:12-13). En ook God komt tot inkeer(3: 5-10): het oordeel wordt afgewend. Centraal in het verslag over zijn reis staat een doodservaring van 3 dagen en 3 nachten in de ingewanden van een enorme vis. Jona bidt. Dit gebed bevat verschillende elementen uit de Psalmen, bijvoorbeeld: Psalm 118: 5; Psalm 42, Psalm 46, Psalm 116, Psalm 16, Psalm 40, Psalm 43 en Psalm 4. De les is deze: hoewel God ‘oordeel’ laat aanzeggen over het slechte gedrag van een volk of bevolking, is Hij hen in wezen gunstig gestemd. Zoals een ouder zijn kinderen waarschuwt uit liefde. Dit is een nieuwe insteek t.g.v. de volkeren rondom Israël en Jona/Israël moet dat goed begrijpen. Het is de uiterste consequentie van Jezus’ leer over het liefhebben van je naaste, en goed te zijn voor je tegenstander, waarin de Naam waarmee YHWH zichzelf openbaart centraal staat: “Ik ben YHWH, Ik ben de goede God. Ik zorg voor de mensen. Ik ben geduldig. Ik ben trouw en vol liefde. Mijn liefde voor de mensen duurt duizenden generaties. Ik vergeef hen alles wat ze verkeerd doen, zelfs als ze grote fouten maken. Tot in de 4de generatie van ontrouwe voorouders blijf Ik onderzoekend; blijk Ik over hen betrokken” (Ex. 34:6-7). Ik ben YHWH; Ik ben de Goede God… “Ik wilde niet, dat al die mensen en al die dieren zouden sterven (4:11)…..; begrijp je niet dat Ik wilde dat ze zouden blijven leven?” YHWH blijkt niet gebonden aan de landsgrenzen. Hij is YHWH over de hele aarde (Psalm 24). Zelfs de natuur gehoorzaamt Hem.
Ds. A.W. v.d. Griend, pred. van de Herv. Gem. Kloosterhaar en Sibculo