Op deze pagina zal iedere leesweek een leeshulp worden geplaatst. Een team van theologen uit verschillende kerken zal daarin gedachten meegeven die je kunnen helpen bij je leestocht.
Leeshulp – week 28 13 – 19 september 2015 |
Klaagliederen; Ezechiël 1-27.
Leeswijzer bij Klaagliederen..ik denk dan aan de kijkwijzer bij tv-programma’s. Ik zou hier toch wel 12 jaar en ouder aan mee willen geven en meelezen gewenst.
Het boek Klaagliederen bevat 5 liederen. Klaagliederen werden gezongen in tijden van rouw. Ook bij de dood van een geliefde werden klaagliederen gezongen. In 2 Kronieken 35 wordt verteld dat Jeremia een klaaglied schreef bij de dood van koning Josia. Dat is een reden waarom deze Klaagliederen worden toegeschreven aan Jeremia. In onze bijbel wordt dit boek daarom geplaatst na Jeremia. In de Hebreeuwse Bijbel is het een van de feestrollen en wordt dit boek gelezen om de verwoesting van de tempel te herdenken. In de Hebreeuwse tekst is er nog iets mee aan de hand: nl. de liederen zijn grotendeels geschreven als acrostichon. De eerste letters van de regels vormen het Hebreeuwse alfabet. Het derde hoofdstuk zelfs drie keer. Het 5e hoofdstuk valt dan weer uit de toon, maar het ritme van de 22 verzen is wel vastgehouden. In de Nederlandse vertaling is alleen het aantal verzen overgenomen in die sfeer. Dus: 22 verzen en alleen hoofdstuk 3 66 verzen.
De 5 liederen nemen ons mee naar de situatie in Jeruzalem bij de mensen die achterbleven. Hun situatie is vreselijk. Het is een oorlogsgebied bij uitstek. De stad is verwoest, mensen zijn gedood. Alles is omver getrokken. De stad is leeg. En de inwoners die er nog zijn krijgen te maken met spot van de omgeving. Niemand die te hulp komt. De schrijver beschrijft ook wat de oorzaak is van deze totale verlatenheid. Het is de ontrouw van de mensen in de stad en de daarmee opgeroepen woede van God. God laat de zonde niet verdwijnen; hij telt de fouten en houdt ze bij. In hoofdstuk 2 wordt verschillende keren de woede van God genoemd. Ook de ellendige situatie van de mensen in de stad wordt verschillende keren genoemd. Moeders zijn niet meer in staat om voor hun kinderen te zorgen. Wat doet deze totale verlatenheid met je?
Toch blijft het niet bij ellende. In hoofdstuk 3, een persoonlijk lied, zien we al dat de dichter zich weer richt op God en de hulp van Hem verwacht. Hij blijft vertrouwen op de goedheid van God. De straf zal daarom niet blijven bij Jeruzalem alleen. Hoe lastig is het om in moeilijke situaties toch te blijven vertrouwen op de goedheid van God? Of is dat juist een logische keus voor iemand die gelooft?
Aan het eind roept de dichter het uit: Zult u ons voorgoed vergeten? In die zin klinkt ongeloof. Dat kan toch niet?
In de kaartenserie van Loesje staat die vraag ook: Zou God nog in ons geloven?
Ezechiël 1 – 27:
We maken deze week ook kennis met Ezechiël. Ezechiel is een priester en profeet en ook hem moeten we plaatsen in de tijd van de Babylonische ballingschap. Hij is weggevoerd naar Babel in de tijd dat koning Jojachin daar ook was. Hij vertelt dat hij in Babel is temidden van de ballingen en dat hij bij het Kebarkanaal woont.
In de eerste 5 hoofdstukken volgen we de roeping van Ezechiel. Vanaf hoofdstuk 6 volgt het oordeel over Jeruzalem. En vanaf hoofdstuk 25 worden ook de omliggende volken gewaarschuwd door God.
In het deel van Ezechiel dat we deze week lezen, krijg je de indruk dat het nooit meer goed komt.
Toch gaat het God maar om één ding. En dat klinkt regelmatig in de tekst: Dan zullen zij begrijpen dat ik de Heer ben.
In de visioenen die Ezechiel heeft, zien we iets van God en de hemel. De toegang tot God is niet rechtstreeks. In de hemel zijn ook wezens die onder God staan en die ook zicht op de wereld hebben. Het zijn vreemde, bijna angstaanjagende wezens met 4 gezichten, waarmee wordt aangegeven dat ze de hele wereld kunnen overzien. Tegenover de macht van God die hier gepresenteerd wordt, staat Ezechiel als mensenkind. Tegenover de macht van God staat Ezechiel, een heel gewoon mens. En juist hij wordt aangesproken door God en er worden hem verschillende opdrachten gegeven.
– Hij wordt naar de Israëlieten gestuurd; hij hoeft er niet op te rekenen dat er naar hem geluisterd wordt.
– Hij moet zich opsluiten en mag zelfs niet meer spreken
– Hij moet een stad tekenen en daarmee een aanval uitbeelden. Daarvoor moet hij ook op zijn zij gaan liggen. Hij mag heel weinig eten. Daarmee geeft God aan dat er ook in Jeruzalem nog maar weinig te eten zal zijn.
– Zelfs de vrouw van Ezechiël sterft en Ezechiël mag niet om haar rouwen.
In die opdrachten zit steeds een waarschuwing voor de Israëlieten. Op die manier maakt God duidelijk wat Hij zal gaan doen.
Van de wezens in de visioenen wordt verteld dat ze door de Geest geleid worden, maar ook Ezechiël ervaart regelmatig dat hij door de Geest van God wordt meegenomen en wordt opgetild.
Op die manier ziet hij ook wat er in Jeruzalem allemaal gebeurt. Het leven in Jeruzalem is niet over nadat de mensen in ballingschap zijn geleid. Integendeel. Het leven is er alleen niet al te best.
God is vergeten en in plaats daarvan worden afgoden aanbeden, ook de zon wordt vereerd.
Jeruzalem wordt voorgesteld als een kind dat door God wordt verzorgd, maar ook als een vrouw die haar man ontrouw wordt. Er is van alles mis met de godsdienst in Jeruzalem. Er is ook van alle mis met de ethiek in Jeruzalem. Priesters houden zich niet aan de wetten; leiders van het volk plegen moorden. Er is geen gehoorzaamheid aan God meer te vinden. Het oordeel dat over Jeruzalem en over Juda wordt uitgesproken, gaat maar door. De woede van God die we ook zagen in Klaagliederen komt hier wel tot een hoogtepunt. Kun je als volk, als mens nog verder bij God vandaan zijn? Is er nog hoop?
drs. Alette Dijkslag, Zwolle