Leeshulp week 26

Op deze pagina zal iedere leesweek een leeshulp worden geplaatst. Een team van theologen uit verschillende kerken zal daarin gedachten meegeven die je kunnen helpen bij je leestocht.

Leeshulp – week 26              30 augustus – 5 september 2015  

Jeremia 5-30

Harde woorden. Het is bijzonder pijnlijk om te lezen dat God zich zo uitlaat over mensen met wie Hij hartstochtelijk verbonden wil zijn. Dit zijn geen woorden van een God die op een wrede manier mensen voor hun zonden wil straffen. Het boek Jeremia laat in heftige woorden vooral de wanhoop en het verdriet zien vanwege de liefdesrelatie tussen God en zijn volk die zo pijnlijk is verstoord. Als God lijdt, lijdt zijn profeet mee.

Als het niet goedschiks lukt, dan maar kwaadschiks. Er klinken hele scherpe woorden uit Gods mond  in Jeremia 5. Er wordt ook niet meer door God gesproken over ‘mijn volk’, maar over dit volk (5:9). De straf is zwaar, al wordt wel duidelijk dat God er geen vernietigend einde aan wil maken. Het is allemaal bedoeld om het volk tot inkeer te brengen.

Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. In Jeremia 6 wordt duidelijk dat alleen een harde aanpak een echte oplossing biedt. Niet pappen en nathouden, zoals in 6:14. In de Bijbel zien we dat geloven betekent dat je ergens doorheen moet en niet omheen. Daarbij gaat het om het zoeken naar de goede weg (6:16).

Geen woorden maar daden. Mooie woorden spreken in de tempel, maar ondertussen alles doen wat God verboden heeft. Voor Jeremia gaat afgoderij samen met misdadig gedrag. Het volk maakt zich schuldig aan de ergste dingen, maar toch blijft men keurig in de tempel zijn offers brengen. God veroordeelt dit en straft dit zwaar! Er is alle reden om tot inkeer te komen, maar het volk doet het niet. Daarom wordt de straf nog zwaarder.

Jeremiëren. Jeremia klaagt vanaf 8:18 zijn klacht. Hij komt tranen tekort om te huilen wat er allemaal met zijn volk aan de hand is (9:1). Er is geen enkele reden meer over om zich nog ergens op te beroemen, behalve op wie God is. 9:24 laat het contrast zien tussen God en mens. Hij is wél goed en doet recht op de aarde.

Afgoden. In hoofdstuk 10 is er een prachtige beschrijving van hoe een afgod gemaakt wordt. Een enorm contrast met wie God is. Het is toch te gek voor woorden, vindt Jeremia, dat men denkt dat een simpel beeld, door mensen gemaakt, macht zou hebben en echt iets zou kunnen doen. “het is net een vogelverschrikker, neergezet in een komkommerveld’ (10:5)

Potten en vijgen. Jeremia gebruikt verschillende beelden om duidelijk te maken waar het op staat. Zoals in Jeremia 18 het beeld van de pottenbakker. Jeremia krijgt de opdracht een kruik stuk te slaan. Het andere beeld is dat van de twee manden met vijgen. De goede vijgen staan voor de ballingen die naar Babylonië zijn gegaan. De bedorven vijgen voor koning Sedekia en zijn raadsheren die zijn achtergebleven over naar Egypte zijn gevlucht (hfst. 24).

Koningen en valse profeten. Jeremia 21-24 en 26-29 gaan vooral over het oordeel over koningen en valse profeten. Hiervóór werd er vooral over het volk gesproken. Mensen met macht en aanzien hebben een extra grote verantwoordelijkheid. Als zij de verkeerde weg opgaan, gaan anderen in hun voetsporen mee.

Hoop. In Jeremia 20-30 komt ook heilsprofetie voor. In hfst. 23 wordt gesproken over de nieuwe koning uit de familie van David. Door Hem wordt God de bevrijder genoemd. Een mooie verwijzing naar Jezus, zijn naam betekent: God redt! In hfst. 24 en 29 wordt gesproken over het overblijfsel dat blijft leven. Het is niet alleen maar kommer en kwel. Tussen de regels door lees je toch ook woorden van hoop. Er blijft wat over. Het is niet definitief voorbij. Hoofdstuk 30 laat een heel ander geluid horen: God zorgt voor herstel. “U zult Mij tot een volk zijn en Ík zal u tot een God zijn”.

ds. Gert-Jan Codée, Maarssen

 

Geplaatst in Leeshulp Bijbeluitdaging 2015.