Leeshulp week 24

Op deze pagina zal iedere leesweek een leeshulp worden geplaatst. Een team van theologen uit verschillende kerken zal daarin gedachten meegeven die je kunnen helpen bij je leestocht.

Leeshulp – week 24               16 – 22 augustus 2015  

Leeshulp bij Jesaja 20-47
U bent aangeland in het boek Jesaja. Jesaja is een profeet, de zoon van Amos (zoals vermeld in 1:1), aangesteld door God zelf (zie Jesaja 6) die vele visioenen had over de toekomst van Israël en Juda, en over de landen om hen heen.

Sommige bijbelwetenschappers menen dat er drie ‘Jesaja’s zijn geweest, drie profeten wiens verhalen en visioenen in één boek zijn beland. Daarom wordt het boek Jesaja vaak in drieën verdeeld:
1.    De ‘eerste’ Jesaja (hfst 1-39)  leefde en profeteerde rond 750-700 voor Christus in Jeruzalem. Israël was in die tijd verdeeld in een noordelijke rijk (onder de naam Israël) en een zuidelijk rijk (Juda). Beide koninkrijken worden bedreigd door Assyrië en proberen een samenwerking op te zetten met Egypte en andere landen die zich tegen Assyrië keerden. Jesaja kreeg allerlei visioenen over wat er met Israël, Juda en Jeruzalem zou gaan gebeuren, maar ook over de toekomst van de vijandige landen en de landen met wie geprobeerd werd samen te werken.
2.    De ‘tweede’ Jesaja (hfst 40-55) was werkzaam rond 550-540 voor Christus, hij wordt ook wel Deutero-Jesaja genoemd. Deze Jesaja leefde en had visioenen ten tijde van de Babylonische ballingschap (586-539 v. Chr.)
3.    De ‘derde’ Jesaja (hfst 56-66) komt uit de 5e eeuw voor Christus en deze profetieën hebben betrekking op de tijd na de terugkeer van de ballingen uit Babylonië. Deze wordt ook wel Trito-Jesaja genoemd. Het zou kunnen zijn dat het bij deze derde Jesaja om meerdere profeten gaat.

Het leesschema wat u aanhoud doorkruist deze driedeling totaal. Deze week leest u namelijk een deel uit de ‘ eerste’ Jesaja (hoofdstuk 20-39) en een deel uit de tweede Jesaja (hoofdstuk 40-47).

Jesaja 20-39: onheil en heil
Als ik de hoofdstukken 20-39 zo achter elkaar door lees, dan valt me op dat het een constante verschuiving is van een onheilsprofetie, naar een heilsbrengende boodschap. Steeds wordt er aangegeven dat God boos is en zal straffen, om vervolgens aan te geven dat God vergevingsgezind is en nabij. Dat hij steeds opnieuw Israël zal redden. Iedere keer wordt benadrukt dat als het volk zich weer tot God keert, doet wat Hij van hen vraagt en op Hem vertrouwd, dat het dan weer goed zal komen.
Steeds weer slaat het om van onheil naar heil.
Zie bijvoorbeeld 30:15-17: het volk had naar God moeten luisteren, op Hem moeten vertrouwen, maar dat hebben ze niet gedaan en nu zal hun leger moeten vluchten voor de vijanden en uiteen vallen. Onheil alom. Maar dan komt vers 18: ‘En tóch…. zal de Heer op jullie wachten.’ Het komt weer goed. God zal hen toch weer te hulp schieten.
Dit zijn voor ons moeilijke teksten om te begrijpen, denk ik.
Teksten als : ‘de Heer zal de wereld verwoesten’ (24:1) wisselen zich af met prachtige teksten als ‘bij u zijn zwakke mensen veilig, bij u kunnen armen mensen schuilen (25:4-5).
In de visioenen van deze ‘eerste’ Jesaja leren we twee kanten van God kennen, de God die heil en de God die onheil brengt. We leren hier een God kennen die ingrijpt als het niet goed gaat, als mensen niet meer naar hem luisteren en zich van hem afkeren. Maar ook een ruimhartige God, die weer bereid is te vergeven als men zich weer tot Hem keert.

N.B. In hfst 36-39 volgen we een deel van het verhaal van koning Hizkia. Misschien komt deze persoon en de verhalen rondom deze persoon u bekend voor. In het boek Kronieken heeft u ook over deze Hizkia kunnen lezen (2 Kronieken 29-32). Hier wordt hij Jechizkia genoemd.

Jesaja 40-47
Vanaf Jesaja 40 komen we dus in de Deutero-Jesaja terecht. Hizkia wordt niet meer genoemd.
Jesaja 40 begint met de prachtige woorden: ‘Troost, troost , mijn volk!’, de tekst die vaak met Advent wordt gelezen in afwachting op de komst van de Heer. Er wordt de mensen moed ingesproken. Men verkeerde toen in ballingschap in Babylon en God moet weer bekend gemaakt worden, het goede nieuws moet verkondigd worden. Mensen moesten weer moed krijgen. Zie ook 40: 9-10 Beklim een hoge berg, vreugdebode Sion, verhef je stem met kracht, vreugdebode Jeruzalem, verhef je stem, vrees niet. Zeg tegen de steden van Juda: ‘Ziehier jullie God!’
Ik raad u aan af en toe ook de ‘oudere’ vertaling erbij te pakken uit de NBG, u zult dan een hoop teksten zoals bovenstaande herkennen.

Ds. Aster Abrahamsen, Tienhoven

Geplaatst in Leeshulp Bijbeluitdaging 2015.