plaatje1

Leeshulp week 17

Op deze pagina zal iedere leesweek een leeshulp worden geplaatst. Een team van theologen uit verschillende kerken zal daarin gedachten meegeven die je kunnen helpen bij je leestocht.

Leeshulp – week 17               24 – 31 mei 2015  

Job 16-42 en Psalm 1-14

Betekenis van de naam Job
Volgens sommige rabbijnse commentaren is de naam Job (Iyov in het Hebreeuws) samengesteld uit de woorden ‘ay, ‘waar?’ en av, ‘vader’.
De naam zou dan betekenen: ‘Waar is (mijn goddelijke) vader?’ Een naam als een wanhopige uitroep!

Lessen in lijden
Uitgangspunt in de rabbijnse literatuur is dat lijden negatief is, het is iets dat niet zou moeten zijn.
Ook bij uitspraken dat lijden positief kan uitwerken is dat de basis. De diepste vraag van het boek Job is dan ook niet het antwoord op de vraag naar de zin van het lijden. Lijden is in haar kern zinloos. Dat lijden toch zin willen geven proberen de vrienden van Job. Het lijden van Job moet een oorzaak hebben. Daarom moet Job wel een slecht mens zijn.
Zij verwarren de wereld ‘zoals die is’ met de wereld ‘zoals die zou moeten zijn.’ Maar Job is werkelijk onschuldig en zijn lijden is werkelijk onrechtvaardig. De diepste vraag van Job is: hoe ga je om met het lijden.
Dat Job gestraft zou zijn voor zijn zonden kan ook niet in het joodse denken omdat zonde en straf (als ze al met elkaar verbonden zijn) altijd in evenwicht met elkaar moeten zijn. Denk aan ‘oog om oog en tand om tand’ (Lev.24:19). Je straf kan nooit groter zijn dan je zonde. Dus als Job echt alles kwijt raakt moet hij wel zo ontzettend veel gezondigd hebben, dat kan gewoon niet.

Protesteren mag
Er is lijden dat je over jezelf afroept zeggen de joodse commentaren maar ook lijden dat onaanvaardbaar is. Volgens de Talmoed is er ook dood en lijden zonder dat er sprake is van zonde of schuld. Dan rest alleen protesteren, net als Job doet en het blijven zoeken naar God. Daar past geen snelle berusting bij zoals Job 1:21 nog al eens gebruikt wordt ‘De Heer heeft gegeven en genomen, de naam van de Heer zij geloofd’. Alsof je niet zou mogen protesteren! Job doet na dit vers niet anders. Protesteren (opstaan!) tegen en in het lijden is de Bijbelse weg.

Lijden van jezelf en de ander en de rol van God
In het joodse denken maakt men onderscheid tussen je eigen leed en dat van een ander. Met mijn eigen leed moet ik verder leven, hoe dan ook; maar het leed van een ander is een aanklacht. Tegen mijn eigen leed kan ik protesteren of ik kan erin berusten. Tegenover het leed van de ander past geen berusting, alleen protest en een helpende hand.
Het is goed om te beseffen dat -wat de grote lijnen in het Bijbelse denken betreft- we met Job ongeveer in het midden zitten van de ontwikkeling over het denken over God en lijden.
Die ontwikkeling is grofweg: God veroorzaakt het lijden > God laat het toe (niet God zelf doet het maar de satan zoals ook in het boek Job) > God strijdt tegen het lijden en de dood, lijdt er zelf onder (o.a. de latere profeten en delen in het NT) en staat er tegenop.

Een bokswedstrijd in drie rondes
In het boek Job zijn drie ‘boksrondes met woorden’ aan te wijzen.
Daarbij valt op dat de woorden van Job vlammen en die van zijn vrienden als zand zijn. De woorden van de vrienden lijken op het uit het hoofd geleerde spreuken die ze zelf nooit doorleefd hebben.

Eerste ronde
De eerste ronde bestaat uit hoofdstuk 3-11. Daarin heeft Job zijn wanhoop uitgeschreeuwd. Zijn vrienden hebben hem in verschillende toonaarden gemaand zich tot de Eeuwige te wenden en op Hem te vertrouwen omdat Hij hem zeker zal bevrijden uit zijn ellende.
Schrijnend is echter dat ze niet één keer op zijn wanhoop ingaan. Het gevolg is dat Job zich steeds heftiger verzet tegen wat hij voelt als ‘goedkope troost’ voor zijn nood.
Zo kun je het verhaal van Job ook lezen als een boek hoe je in ieder geval mensen niet moet troosten. Het helpt helemaal niet om oplossingen of oorzaken voor iemands leed aan te dragen of daar een zin aan te verlenen. Dat kan de lijdende alleen zelf doen.

Tweede ronde
In ronde twee van hoofdstuk 12-20 wordt de toon nog feller. Job verwijt zijn vrienden dat ze niet serieus nemen wat hij zegt.
Net als in de eerste ronde roept hij in wanhoop uit: Laat mij toch met rust! En hij daagt God uit te vertellen wat hij misdaan heeft. Hij brengt nu onder woorden wat hem het meeste pijn doet: het bewustzijn dat de Eeuwige hem in de steek gelaten heeft, de diepe eenzaamheid van het lijden. Wie lijdt, lijdt ten diepste alleen. Ik moet daarbij ook denken aan Jezus aan het kruis als hij daar Psalm 22 bidt: ‘mijn God, mijn God waarom hebt U mij verlaten?’
Ook de toon van de vrienden wordt feller. Ze verzetten zich tegen Jobs manier van spreken.
Job voelt zich door God verlaten. God heeft zijn gezicht voor hem verborgen. Het was aan zijn vrienden, als zijn troosters, om Gods gezicht weer te laten zien, in hun eigen gezicht. In plaats daarvan laten zij hem in de steek. Ze hebben geen oor voor zijn wanhoop en geen oog voor zijn eenzaamheid. Zij houden Job voor hoe hij zich moet gedragen, spreken en voelen. Zo maken ze zijn wanhoop en eenzaamheid totaal.
Dat hoor ik vandaag de dag nog steeds van mensen die aan een depressie lijden en misschien als je zelf wel eens depressief bent geweest, herken je dat wel. Zowel de diepe eenzaamheid als ook de onhandige ‘hulp’ van omstanders.

Derde ronde
In de derde ronde van gesprekken (21-31) wordt de kloof tussen Job en zijn vrienden onoverbrugbaar. Zijn vrienden beschuldigen hem er nu van een schurk te zijn, dat hij bijvoorbeeld van armen kleren stal en hongerige mensen brood weigerde. Na Jobs laatste betoog vallen de vrienden langzaam stil. Job heeft wanhopig geprobeerd zijn vrienden te bereiken maar tevergeefs. De vrienden hebben hardnekkig geprobeerd hem van de juistheid van hun visie te overtuigen. Als dat niet lukt zwijgen ze, een zwijgen van ergernis en afkeer. Ze trekken hun handen van hem af. Zij laten Job alleen.
Veel commentaren gaan er vanuit dat de kernvraag die Job kwelt is: “waarom moet ik, als rechtvaardige lijden?’. Uit de gesprekken blijkt dat het meer gaat om de vraag: ‘Waarom heeft God mij in de steek gelaten?’. In die wanhoop laten zijn vrienden hem in de steek. Het boek Job gaat dan niet over het waarom van het lijden maar meer over de eenzaamheid van het lijden.

Het antwoord van God
Als alle vrienden, alle mensen zwijgen, neemt God het woord. Het is een vreemd antwoord in de vorm van allemaal vragen. Het eindigt ermee dat God aan Job vraagt: veroordeel je Mij, om zelf gelijk te hebben? In je wanhoop heb je uitgeroepen dat Ik jou onrecht heb aangedaan (27:1), dat ik niet rechtvaardig ben en onverschillig sta tegenover onderdrukking en onrecht (24:1-12). Maar nu, nu Ik het je op de man af vraag, is dat werkelijk je laatste woord? Kun je dat, nu we als het ware oog in oog staan volhouden? Kun jij de hoogte en diepten van de wereld overzien? Weet jij hoe alle onrecht in de wereld aangepakt zou moeten worden (40:9-14).

Job komt uit de put
De vraag die de Eeuwige hem stelt en het besef dat er nog een hele wereld is buiten de wereld die hij kent, die de Eeuwige geschapen heeft en waar Hij voor zorgt, breken uiteindelijk door Jobs bitterheid en afweer heen.
Er is een onoverbrugbare kloof tussen de mens en de Schepper. Maar in het feit dat Hij spreekt laat Hij zijn verbondenheid en liefde voor zijn schepselen voelen. Voor Job is het beslissende dat deze woorden hem door God zelf worden gezegd. Job is blijkbaar belangrijk genoeg om in Zijn ogen naar zijn klachten te luisteren, met hem in gevecht te gaan en hem te antwoorden.
Door die ontmoeting met God worden zijn vragen niet beantwoord maar ze zijn niet langer een onoverkomelijke hindernis. Ze verhinderen hem niet langer om  verder te leven. Of zoals
J. Jacobson schrijft: ‘Het verstand eist dat Gods gedrag door de mens begrijpelijk moet zijn maar de ervaring van Gods nabijheid maakt alle andere waarden onbelangrijk.’ (in Leba’ajat hagemoel baMikra, p.52).

Geen antwoord op alle vragen
“Het geheim van de joodse gemeenschap is dat wij hebben geleerd om om te gaan en te leven met vragen. Ondanks alles, ondanks onbeantwoorde vragen hebben wij de gaven behouden ons te verwonderen en zijn zo vatbaar gebleven voor het wonder. Ondanks alle pijn, ondanks alle niet te beantwoorden vragen, hebben wij de hunkering naar herstel niet verloren en de droom van de profeten niet opgegeven.” Yehuda Aschkenasy.
Job wil geen antwoord van God. Job wil een God die hem antwoordt, dat is wat anders. Hij wil God zelf. Hij wil weten of God zijn bondgenoot is of niet. God zegt tegen Job: Ik sta aan jouw kant. Het laat daarmee de vragen open.
Gods naam is ‘Ik ben er bij’. Je kunt mij niet narekenen maar je kunt wel op mij rekenen.
God staat niet achter het lijden maar achter de lijdende mensen zoals later mooi verwoord in Jesaja 63:9.
Een rabbijn kreeg eens de vraag: ‘Is God in de hemel of op de aarde?’ Antwoord: ‘Geen van beiden. Hemel en aarde zijn in God’. ‘Is God dan alleen in het goede of ook in ongeluk?’ ‘We weten het niet precies maar beiden zijn in Hem. God heeft niet de hand in ons lijden maar Hij heeft zijn handen er wel omheen. De ruimte waarin wij leven met goed en kwaad is omsloten door zijn handen. Hij heeft ons in de hand.’
Het antwoord dat God tegenover lijden zet is opstaan (dat deed o.a. Job al). Dat betekent: ook als ik ergens niet doorheen kom, kom ik toch ergens uit. Ook als het niet goed gaat, komt het goed.

Een ‘Disney-einde’
Er zijn commentatoren die het einde van Job te Disney-achtig vinden en daarom zal het wel een latere toevoeging zijn, geschreven door een ander. Dat kan niet bewezen en ook niet ontkend worden. Het einde van Job kan inderdaad sprookjesachtig lijken ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’. Het kan dan afbreuk doen aan de spanning die het boek juist opriep, maar dat hoeft niet, het is maar net hoe je het leest en dat is bij alles zo.

Inleiding op Psalmen (deels overgenomen uit de NBV vertaling)
Het boek Psalmen ontleent zijn naam aan het Griekse woord psalmos, een vertaling van het vaak voorkomende Hebreeuwse psalmopschrift mizmor: een lied dat onder begeleiding van snaarinstrumenten moest worden gezongen. In de Hebreeuwse bijbel heet het boek Tehiliem, Lofliederen. In die titel wordt uitgedrukt dat het psalmboek in zijn totaliteit, inclusief de klaagzangen en gebeden die erin voorkomen, een veelstemmig loflied is op de God van Israël. Het boek behoort tot het derde deel van de Hebreeuwse Bijbel de Ketoeviem, de Geschriften.

Ontstaan
Veel psalmen danken hun ontstaan aan de eredienst in de tempel van Jeruzalem, of komen voort uit persoonlijke ervaringen en omstandigheden. Ze zijn voor een deel geschreven en gebundeld voor gebruik in de liturgie. Maar er zijn ook psalmen waarin een verwijzing naar de eredienst ontbreekt. Het boek Psalmen met zijn grote diversiteit aan liederen (klaagzangen, gebeden, hymnen en dankpsalmen) is kennelijk bedoeld voor algemeen gebruik door de hele geloofsgemeenschap.
Voor de meeste psalmen geldt dat het moeilijk vast te stellen is wanneer ze zijn ontstaan. Het boek heeft zijn huidige vorm vermoedelijk pas gekregen tussen 200 en 150 v. Chr. De oudste psalmen zijn waarschijnlijk tussen 1000 en 586 v. Chr. geschreven voor gebruik in de tempel van Salomo, maar een groot aantal dateert uit de tijd van de tweede tempel (na 515 v. Chr.).

Indeling
Het boek Psalmen bestaat uit vijf delen en herinnert daarmee aan de indeling van de Tora (de vijf boeken van Mozes).
1) Psalm 1-41 Boek van David (bevat uitsluitend liederen van David)
2) Psalm 42-72 Boek van de Korachieten
3) Psalm 73-89 Boek van Asaf
4) Psalm 90-106 Boek van de onbekende dichters
5) Psalm 107-150 Boek van de feestliederen

De overeenkomst tussen Job en de Psalmen
Deze twee boeken lijken niets met elkaar te maken te hebben of wel? Ik zie wel een verbindingslijn. Uit het boek Job blijkt dat je geen antwoord kunt geven op het probleem van het kwaad en lijden met proza (de betogen van de vrienden van Job). Over zulke diepe gevoelens kun je alleen maar antwoorden met muziek of hele goede poëzie. Daarin kun je iets tot uitdrukking brengen wat voor woorden onbereikbaar is. Niets kan een mens zo goed troosten als goede poëzie of muziek. Dat zijn de Psalmen!
Daarom heeft men in de Middeleeuwen Job gekozen als beschermheilige van de muzikanten. Op sommige schilderijen uit die tijd wordt Job dan ook getroost, niet door zijn vrienden, maar door muzikanten!

ds. Jochem Stuiver, predikant Ontmoetingskerk Maarssen
plaatje1plaatje2

 

 

 

 

 

De beproeving van Job. Jan Mandijn, rond 1540

Job getroost door de muzikanten. Uit het atelier van Jeroen Bosch, ca. 1507 of later

 

 

Geplaatst in Leeshulp Bijbeluitdaging 2015.