Op deze pagina zal iedere leesweek een leeshulp worden geplaatst. Een team van theologen uit verschillende kerken zal daarin gedachten meegeven die je kunnen helpen bij je leestocht.
Leeshulp – week 15 10 – 17 mei 2015 |
2 Kronieken 25-36, Ezra, Nehemia 1-7
“Ik had het nog zo gezegd!”
In 1 Samuel 8:6-8 had Samuel al gewaarschuwd dat het niets zou worden met een koning.
“Samuel vond het ontoelaatbaar dat ze om een koning vroegen. Daarom richtte hij een gebed tot de HEER, maar die antwoordde: ‘Geef gehoor aan de stem van het volk, aan alles wat ze je vragen. Jou verwerpen ze niet. Ze verwerpen juist mij als hun koning. Zo is het altijd gegaan, vanaf de dag dat ik hen uit Egypte heb geleid tot nu toe. Ze hebben mij de rug toegekeerd en andere goden gediend.”
En inderdaad, 500 jaar koningen van ongeveer 1000 v. Chr. (koning David) tot 586 v. Chr. (val van Jeruzalem en begin van de Babylonische ballingschap) heeft er toe geleid dat het volk werd weggevoerd in ballingschap.
Drie keer ballingschap
De eerste keer dat er sprake is van een ballingschap in de Bijbel, is als de stam Naftali weggevoerd wordt door de Assyrische koning Tiglatpileser II (2 Koningen 15:29). Dit vond plaats in de achtste eeuw voor Christus.
De tweede keer was in 722 voor Christus, toen veroverde de Assyrische koning Salmanassar V Samaria, de hoofdstad van het noordelijke rijk Israël. Hij voerde een deel van de bevolking weg naar verschillende delen van het Assyrische rijk (zie 2 Koningen 17:6).
Niet de hele bevolking werd echter weggevoerd. En in Israël kwamen ook mensen van andere volken wonen. Samen met de mensen die achterbleven ontstond zo een gemengde bevolking. Deze bevolking (de Samaritanen) werd later niet meer als echt Joods gezien (zie 2 Koningen 17:24-41).
De bekendste en derde ballingschap is de Babylonische ballingschap.
In 586 v.Chr. werd Jeruzalem en de tempel verwoest door de Babyloniërs onder Nebukadnezar II.
Toen werden ook mensen van de stam Juda weggevoerd.
In 538 v.Chr. werd Babylon door de Perzen veroverd en werd het de joden toegestaan terug te keren naar Jeruzalem.
Het boek Ezra en Nehemia gaan daarover.
Focus
Wat was nu het probleem met die koningen? Neem bijvoorbeeld Amasja (2 Kronieken 25).
Het lijkt goed te beginnen. “Amasja leefde zoals de Heer het wilde” maar de lezer die al zo lang al met Koningen en Kronieken bezig is, voelt al een ‘maar’ aankomen. En ja hoor, het vers gaat verder “Amasja leefde zoals de Heer het wilde… maar niet met zijn hele hart.”
Keer op keer verhalen over koningen die (op een enkele uitzondering na) telkens weer vallen voor de afgoden. Het moest de lezers toen wel heel duidelijk zijn geworden waarom ze in ballingschap zaten. Het lag aan het dienen van de afgoden.
Wij zouden misschien zeggen: het ontbrak de koningen aan focus.
Om verschillende redenen wilden ze niet alleen vertrouwen op de God van Israël.
Ze hebben misschien gedacht dat het ook geen kwaad kon wat extra afgoden achter de hand te hebben.
Daarin zijn wij misschien niet zo veel anders bedenk ik me nu. Het is best moeilijk om je toe te wijden aan één zaak, persoon of God of met één ding geconcentreerd bezig te zijn.
De God van Israël wil de God van de eenheid wil zijn (zie o.a. Deut. 6:4 “Hoor Israël, de Heer onze God is Eén”).
Zou de mens daarom ook geroepen zijn tot eenheid?
Afgoden niet onschuldig
In Koningen en Kronieken staat het dienen van afgoden altijd in verband met de dood.
De koningen die afgoden dienen zoals Baäl, doden/offeren hun kinderen (o.a. Achaz in 2 Kronieken 28:34).
Baäl was een god van de oorlog, vruchtbaarheid en donder, daar kan ook alleen maar gedonder van komen vertellen de verhalen.
Bovendien betekent Baäl ‘Meester’, die van zijn volgelingen ‘knechten en slaven maakt’.
En dat was nu juist de grootste tegenstelling met de God van Israël die de 10 geboden laat beginnen met de woorden ‘Ik ben de Heer jullie God. Ik heb jullie uit Egypte weggeleid en bevrijd uit de slavernij” (o.a. Exodus 20:1). En gelijk volgt dan “Vereer geen andere goden.” Waarom niet? Omdat dat opnieuw tot onvrijheid en slavernij leidt.
Zo heeft Israël haar geschiedenis begrepen, wie afgoden dient verliest het kostbaarste wat een mens heeft: zijn vrijheid en komt in ballingschap.
Daarom is ook het Pascha/Paasfeest het belangrijkste feest: dat is hét feest van (de herinnering aan) de uittocht uit Egypte, je bent als mens geroepen om uit te trekken, je niet als slaaf te laten binden.
De terugkeer en wederopbouw: Ezra en Nehemia
In de zesde eeuw voor Christus werd het Perzische rijk steeds machtiger in het Midden-Oosten.
In 538 overwonnen de Perzen de Babyloniërs.
De Perzische koning Cyrus gaf de Judese ballingen toestemming om terug te keren naar hun eigen land.
Dat verhaal staat beschreven in de boeken Ezra en Nehemia die oorspronkelijk één boek vormden.
In de namen Ezra (‘hulp’) en Nehemia (‘God troost’) klinkt al door dat het zal gaan om een bemoedigend boek.
Ezra wordt bovendien beschreven als een nieuwe Mozes die het volk opnieuw een ‘exodus’, uittocht laat meemaken, een wedergeboorte van het volk.
Uiteraard wordt als dank veel geofferd, dat hoort bij een feest.
Trouwens, veel mensen nu houden bij een feest een barbecue of maaltijd.
Het is dat wij niet zelf slachten maar op onze feestavonden in de zomer worden ook heel wat dieren ‘geofferd’. En voor wie niet goed oplet gaat het vlees zelfs nu nog steeds af en toe in rook op.
Bedreiging van buiten en van binnen
De situatie die Ezra en Nehemia aantroffen was niet rooskleurig.
Van buitenaf werden de terugkomers bedreigd door de bewoners van het voormalige Noordijk van Israël, de Samaritanen.
Die zaten niet op hen te wachten.
Van binnenuit was er de bedreiging van de teleurstelling over het uitblijven van de door de profeten beloofde gouden toekomst (dat komen we later nog tegen in bijv. het profetenboek Haggai 2).
Die teleurstelling is waarschijnlijk de belangrijkste verklaring voor de sociale en religieuze misstanden. De rijken onderdrukken de armen (Nehemia 5), de Levieten ontvangen hun bijdragen niet en op sabbat wordt handel gedreven.
De belangrijkste bedreiging komt misschien wel van binnenuit én van buitenaf: assimilatie, het opgaan en verdwijnen als volk.
Die assimilatie krijgt vooral gestalte in gemengde huwelijken.
Daarbij was niet het probleem dat deze vrouwen ‘allochtoon’ waren (lid van een ander volk) maar hun eigen afgodendienst (met o.a. de kinderoffers) behielden.
Van uiterlijk naar innerlijk
Ook in deze boeken kunnen je een ontwikkelingslijn zien in het denken van uiterlijk naar innerlijk waar prof. van der Wal in zijn stuk ‘Mijn manier van Bijbellezen’ al op wees.
In Ezra en Nehemia worden zowel de materiële aspecten (voor de getallenliefhebbers is er weer genoeg materiaal!) als de geestelijke aspecten van de terugkeer beschreven.
Het boek belicht afwisselend de uiterlijke voorwaarde voor de wedergeboorte van het volk (de terugkeer van de groepen ballingen en de herbouw van de tempel en stadsmuur) en de innerlijke voorwaarden (trouw aan de Tora en weerstand tegen de verleiding op te gaan in de omringende cultuur).
Beide aspecten zijn steeds aanwezig, maar in de loop van het boek verschuift het accent van de materiële aspecten naar de geestelijke, van terugkeer en herbouw naar het volgen en leven volgens de Tora.
ds. Jochem Stuiver, protestantse wijkgemeente Ontmoetingskerk Maarssen