Toespraak tot C. van Wijk (55 jaar organist in de Dorpskerk
De toespraak is gehouden door ds. Vellekoop op zondag 6 mei 2012. Onverwacht werd de eredienst even ‘stilgelegd’ en werd Cees van Wijk naar beneden geroepen.
Toen volgde de toespraak van ds. Vellekoop. Aansluitend volgt het ‘dankwoord’ van de jubilerende organist dat ook in Kerk op weg staat.
Geachte heer Van Wijk/Beste Cees,
Aan mij de eer om je toe te spreken. Het is me gevraagd; dat is het eerste wat ik gezegd wil hebben. Ik weet ook niet waarom men mij heeft gevraagd. Ik ben in deze kerk ongeveer de enige, vermoed ik, die jou slechts vijfeneenhalf jaar kent. De rest kent jou veel langer. Er zijn er met andere woorden in dit gebouw die veel meer van jou weten en over je kunnen vertellen dan ondergetekende. Maar er speelt meer, waarom ik het moeilijk vind. Zowel jij als ik weten dat de verhouding tussen organisten en predikanten soms een problematische kan zijn. Nu zie ik aan de gemeente dat ze denkt: ‘Ha, daar komt iets!’ Gemeente, u hebt het mis! Er komt niets. Want de verhouding tussen ons is verre van problematisch. Trouwens, als ze dat wel was, zou ik het u niet vertellen. Maar om u dan toch maar de waarheid te vertellen: Cees van Wijk is een heerlijke organist. Hij kan beter improviseren dan studeren. Volgens mij doet hij het eerste het liefste. Dat is ook de herkenning in elkaar: we houden beiden van ad-hoc improvisaties. En je kunt Cees dan ook op het laatste moment een liturgiewijziging onder zijn neus houden. De enige opmerking die je dan kunt krijgen is hoogstens: ‘Mot dat?’ ‘Ja, Cees dat mot!’ ‘Nou dat mot dan maar.’ Zo ongeveer ging de conversatie toen ik voor het eerst een wijziging vroeg vlak voor een dienst. En tot mijn niet geringe vreugde: het werd subliem uitgevoerd. Ondanks dat ik totaal niet had verstaan wat hij zei. Omdat hij in een toen voor mij nog onverstaanbaar koeterwaals had gesproken. Laat staan dat ik wist of het wel of niet zou gebeuren. Maar zonder slag of stoot of hapering. Zo leerde ik langzaam mijn organist kennen. Inderdaad, u hoort het goed: mijn organist. En ik zal u precies vertellen hoever dat gaat. Als ik vandaag of morgen een beroep zou krijgen, dan neem ik dat waarschijnlijk aan op voorwaarde dat Cees van Wijk met mij meegaat. 55 jaar organist. We schrijven dus 1957. Het jaar dat in Nederland de AOW werd ingevoerd. Over een dergelijk lange periode hebben we het dus. Inmiddels is er van die AOW overigens niet veel meer van over. Maar van Cees gelukkig des te meer. Jij werd organist van de Dorpskerk en je bleef dat met hier en daar een periode van minder spelen. Maar dan had je wel weer een koor of iets anders te dirigeren of te bespelen. Nooit te beroerd om in te vallen, waar dan ook. Bij te springen, op welk orgel dan ook. Zelfs tot in het mij zeer geliefde Tienhoven toe. Nu weet ik natuurlijk niet hoe jouw verhouding met de kerkvoogden in het verleden en de kerkrentmeesters in het heden is. Maar wel weet ik dat de verhouding tussen dominees en organisten soms heel broos en breekbaar is. Toch zou het heel handig zijn als die kerkrentmeesters eens wat meer met organisten en dominees zouden verkeren. Neem nu bijvoorbeeld eens de reparatie of de restauratie van de kerk of van het orgel. Ook al geloof ik dat dat momenteel in redelijke staat is. Maar die kerk? Ik hoor alleen maar van onderhoudskosten en in de toekomst weer restauratiekosten. En dat is nodig en dat moet, anders houden we Cees van Wijk niet achter het orgel. En, ook dat, het Protestants Kerkkoor, wat hier achter mij zit, niet in de kerk. We kunnen geen van beiden missen. Maar ook jullie samenwerking niet. Een koor overigens wat je veertig jaar geleden zelf hebt opgericht. Maar ik had het over die samenwerking tussen organisten, kerkvoogden en dominees. Ik weet zeker dat als de kerkrentmeesters dat zouden doen die kerkrestauratie zo betaald zou zijn. Ik zal u een voorbeeld geven. Ik heb er natuurlijk meer en ik kan ze niet allemaal noemen. Ik moet iets achter de hand houden; voor het geval dat. Maar stel de kerk zit vol en er is een paar ton nodig voor de restauratie. En de dominee moet dat afkondigen. Hij doet zijn verhaaltje, plakt daar natuurlijk een nodig stichtelijk woord aan vast en stelt vervolgens de gemeente voor de vraag: ‘Een ieder die 1000 euro voor dit fantastische godshuis wil schenken moet nu maar gaan staan!’ Als dan op dat moment de organist het Wilhelmus inzet, onze eigen nationale strijdhymne, gaat iedereen als een blok staan en is de restauratie betaald. Het is allemaal zo eenvoudig mensen. Dat bedoel ik nou met samenwerken. En ik heb nog meer van dit soort gedachten, die ik nu niet ga verklappen. Beste Cees, je bent altijd bereid in te vallen, adviezen te geven, mee te denken met en over liederen, je bent bevlogen. Dat is het woord: bevlogenheid. En daar zit het woord vlucht in. Je spel neemt met name in de improvisaties een heel hoge vlucht. Daarom ons verzoek en onze bede: vlucht niet van ons weg, maar blijf nog een poosje. En om die wens te onderstrepen heeft het de landelijke kerkvoogdijraad behaagd om jou te onderscheiden met de gouden speld met briljant voor 55 jaar trouwe en toegewijde dienst. Want door jouw orgelspel worden de lofzangen Israëls tenminste geen treurspel. En ik hoop en bid dat dat nog lang en altijd crescendo mag blijven!
Ds. Piet Vellekoop, zondag 6 mei 2012.
Dankwoord van Cees van Wijk:
Wat een verrassing Het begon afgelopen 6 mei als een gewone zondag. Nou ja gewoon? Het was zondag “Cantate”, en dat vraagt wat meer glans aan het orgelspel, en het kerkkoor zong mee, en dat vergt wat meer concentratie en registratiewerk. Ik was dan ook verbaasd, dat onze voorganger op een gegeven ogenblik even de liturgie stil legde ( ik had die term nog nooit horen bezigen ) en ons uitnodigde naar beneden te komen. Ik voelde toen wel enige “nattigheid “ want ik had in het begin van dit jaar ergens laten vallen dat ik in 1957 als jongeling van 18 begonnen was te spelen in de Dorpskerk. Het draaide deze morgen uit op een bijzonder vleiende toespraak aan mijn adres en dat van Jans over mijn samenwerking met de predikanten ( van wie ik er al heel wat heb meegemaakt) en orgelspel. Ik was bijzonder verrast te worden vereerd met een draaginsigne van de Vereniging van Kerkrentmeesterlijk Beheer met een briljantje er in. Jans zat een beetje in het “complot” maar had die zondagmorgen bij een goeie ingeving een eerder door mij ontvangen speldje – bij mijn 25-jarig organistenjubileum – uit mijn revers gehaald ! Zij werd na die zondag ook nog met een fraai boeket bloemen verrast ! Wij willen hierbij u allen nog bedanken voor de mooie woorden, kaarten en aandacht en ik hoop dat mij nog veel tijd en gezondheid mag worden gegeven om de gemeentezang te mogen blijven begeleiden, tot meerdere eer van de Heer, zoals Johann Sebastiaan Bach bij zijn composities schreef: Soli Deo Gloria! Cees van Wijk